-
1 choquer
choquer [sĵokkee]1 choqueren ⇒ schokken, aanstoot geven1. v1) choqueren, schokken2. se choquer (de)v -
2 шокировать
vgener. choqueren -
3 scandalize
v. een schandaal schoppen; ergernis wekken bij-; ergernis geven; bekletsen, belasteren; zich ergerenscandalize, scandalise[ skændlajz] -
4 shock
n. schok; opschudding; electrische schok; bos; bos (haar)--------v. schok geven; aanstoot geven; schokken; een schok geven (electriciteit; hokken (schoven graan)shock1[ sjok]♦voorbeelden:1 schok ⇒ schrik, (onaangename) verrassing♦voorbeelden:♦voorbeelden:————————shock21 schokken ⇒ choqueren, laten schrikken♦voorbeelden: -
5 being shocked
geschokt raken (beving, schrikken, choqueren) -
6 scandaliser
scandaliser [skãdaaliezee]1 aanstoot geven ⇒ choqueren, ergeren1 zich ergeren (aan, over) ⇒ aanstoot nemen (aan)v -
7 *heurter
*heurter ['urtee]1 stoten (tegen) ⇒ aanvaren, aanrijden -
8 révolter
révolter [reevoltee]2 verontwaardigd zijn, worden -
9 schocken
-
10 schockieren
schockieren
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Датский
- Немецкий
- Нидерландский
- Русский
- Турецкий
- Французский