-
1 stoel
chaise, siège -
2 zetel
chaise, déstination, endroit, lieu, localité, place, siège -
3 stoel
♦voorbeelden:de stoel van de tandarts • le fauteuil du dentisteeen hoge stoel • une chaise à haut dossiereen luie, gemakkelijke stoel • un fauteuil〈 figuurlijk〉 iets niet onder stoelen of banken steken • ne pas faire mystère de qc.〈 figuurlijk〉 de poten onder iemands stoel wegzagen • couler qn.voor stoelen en banken praten • parler dans le vide -
4 kinderstoel
mchaise f haute -
5 ligstoel
mchaise f longue -
6 stoel
mchaise f, fauteuil m -
7 achteroverleunen
♦voorbeelden: -
8 afleggen
1 [afdoen] ôter2 [zich ontdoen van iets vervelends] se débarrasser de3 [verrichten] faire4 [ten einde volgen] parcourir5 [afnemen en elders neerleggen] retirer6 [m.b.t. een lijk] faire la toilette de♦voorbeelden:zorgen afleggen • se débarrasser de ses soucis→ link=bekentenis bekentenis, link=bezoek bezoek¶ het afleggen tegen iemand • ne pas être à la hauteur de qn.die broek begint het af te leggen • ce pantalon rend l'âme -
9 averechts op een stoel zitten
averechts op een stoel zitten -
10 averechts
I 〈 bijwoord〉1 [algemeen] à l'envers2 [anders dan gehoopt, bedoeld] mal♦voorbeelden:het valt averechts uit • cela produit l'effet inversemijn stilzwijgen werd averechts opgenomen • mon silence a été mal prisII 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 [misplaatst] déplacé2 [onjuist] faux/fausse♦voorbeelden:een averechtse uitwerking hebben • produire l'effet inverse -
11 beest
♦voorbeelden:een lui beest zijn • être paresseux comme une couleuvrede beest uithangen • mener une vie de bâton de chaisebij de beesten af • immondehet beest in de mens • la bête humaineeen beest van een kerel • une vraie brute -
12 de beest uithangen
de beest uithangen -
13 deze stoel heeft een gemakkelijke zit
deze stoel heeft een gemakkelijke zitDeens-Russisch woordenboek > deze stoel heeft een gemakkelijke zit
-
14 deze stoel staat op drie poten
deze stoel staat op drie poten -
15 die stoel hoort hier niet
die stoel hoort hier niet -
16 die stoel is niet gek duur
die stoel is niet gek duur -
17 die stoel zit lekker
-
18 draagstoel
-
19 een gammele stoel
een gammele stoel -
20 een gemakkelijke stoel
een gemakkelijke stoel
См. также в других словарях:
chaise — [ ʃɛz ] n. f. • chaeze 1420; var. de chaire I ♦ 1 ♦ Siège à pieds, à dossier, sans bras, pour une seule personne. Chaise en bois, en métal. Chaise cannée, paillée. Chaise pliante. Barreau, dos de chaise. Chaise de cuisine, de salon, de jardin.… … Encyclopédie Universelle
chaise — CHAISE. s. f. Siége qui a un dos, et quelquefois des bras. Chaise de bois, de paille, de velours, de tapisserie. Chaise à bras, chaise de commodité. Donnez une chaise à Monsieur. Prenez une chaise.Chaise de choeur. Voyez Stalle.Chaise, est aussi… … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
Chaise B3 — Chaise Wassily Pour les articles homonymes, voir B3. Chaise Wassily par Marcel Breuer La Chaise Wassily, aussi connue comme chaise modèle B3 … Wikipédia en Français
chaise — Chaise, Est aussi un siege où l on se met pour faire ses necessitez naturelles. On l appelle chez les Princes, Chaise d affaires. On appelle aussi, Chaise, Une espece de siege fermé & couvert, dans lequel on se fait porter par deux hommes.… … Dictionnaire de l'Académie française
chaise — (n.) 1701, pleasure carriage, from Fr. chaise chair (15c.), variant of chaire (see CHAIR (Cf. chair) (n.)) due to 15c. 16c. Parisian accent habit of swapping of r and s , often satirized by French writers. French chair and chaise then took… … Etymology dictionary
Chaise — (sh[=a]z), n. [F. chaise seat, or chair, chaise or carriage, for chaire, from a peculiar Parisian pronunciation. See {Chair}.] 1. A two wheeled carriage for two persons, with a calash top, and the body hung on leather straps, or thorough braces.… … The Collaborative International Dictionary of English
Chaise — Sf vier oder zweirädriger halboffener Wagen, Halbkutsche per. Wortschatz arch. (17. Jh.) Entlehnung. Entlehnt aus frz. chaise, das eigentlich Stuhl bedeutet. Ebenso ne. chaise, nschw. schäs; Chaiselongue. ✎ DF 3 (21997), 594f. französisch frz … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Chaise — Nom surtout porté dans l Aube et la Seine et Marne. Désigne celui qui est originaire du lieu dit (la) Chaise, toponyme très fréquent en France, qui vient du latin casa (= maison) et qui a pris le sens de manoir, domaine, éventuellement château ou … Noms de famille
chaise — [shāz] n. [Fr, var. of chaire, CHAIR] 1. any of several kinds of lightweight carriage, some with a collapsible top, having two or four wheels and drawn by one or two horses 2. POST CHAISE 3. CHAISE LONGUE … English World dictionary
Chaise d'or — [ʃɛːz dɔːr] die, / s , Florin à la chaise [flɔ rɛ̃ ala ʃɛːz], große französische Goldmünze, erstmals geprägt 1303 unter Philipp IV. Der Name bezieht sich auf das Bild der Vorderseite, das den auf einem gotischen Thron sitzenden König zeigt.… … Universal-Lexikon
chaise — [ ʃeız ] noun count 1. ) in the past, a type of CARRIAGE with two wheels, pulled by a horse 2. ) AMERICAN a CHAISE LONGUE … Usage of the words and phrases in modern English