-
101 auffallend
-
102 besucht
besuchtbes184d30bau/184d30bachtBeispiel: gut/schlecht besucht Ausstellung, Museum beaucoup/peu visité; Beispiel: viel besucht qui attire un grand nombre de personnes -
103 gelockt
-
104 ziehen
'tsiːənv irr1) tirer, étirerDas zieht bei mir nicht. — Cela ne prend pas.
2) ( gehen) passer, allerziehenz2688309eie/2688309ehen ['7a05ae88ts/7a05ae88i:ən] <z45b14d38o̯/45b14d38g, gez45b14d38o̯/45b14d38gen>1 tirer Wagen2 (bewegen) Beispiel: die Rollläden nach oben ziehen monter des volets roulants; Beispiel: jemanden/etwas aus dem Auto ziehen tirer quelqu'un/quelque chose de la voiture11 (durchziehen) Beispiel: den Gürtel durch etwas ziehen faire passer la ceinture dans quelque chose18 (umgangssprachlich: schlagen) Beispiel: jemandem eins über die Rübe ziehen en mettre une à quelqu'un10 haben (umgangssprachlich: Eindruck machen) Beispiel: bei jemandem ziehen marcher avec quelqu'un; Beispiel: diese Masche zieht bei mir nicht! ce truc ne prend pas avec moi!1 Beispiel: es zieht! il y a un courant d'air!2 (schmerzen) Beispiel: es zieht mir in den Beinen ça me tire dans les jambes; Beispiel: ein ziehender Schmerz une douleur lancinanteunpersönlich haben; Beispiel: jemanden zieht es in die Ferne quelqu'un est attiré(e) par les contrées lointaines3 (sich hochziehen) Beispiel: sich am Seil in die Höhe ziehen se hisser en haut à l'aide d'une corde -
105 zu
tsuːprep1) à, vers, dans, pourzum Glück — par chance/par bonheur/heureusement
2) ( Richtung) versDas Zimmer liegt zur Straße. — La pièce donne sur la rue.
zuz184d30bau/184d30ba [7a05ae88ts/7a05ae88u:]+Dativ3 (bei Entfernungs-, Fristangaben) Beispiel: ich habe bis zum 10. März Zeit um das fertig zu machen j'ai jusqu'au 10 mars pour finir ça; (muss diese Frist einhalten) je dois finir ça pour le 10 mars10 (eine Veränderung ausdrückend) Beispiel: jemanden zum Sprecher wählen élire quelqu'un porte-parole11 (eine Relation ausdrückend) Beispiel: es steht zwei zu zwei il y a deux à deux; Beispiel: zu zweit spielen jouer à deux12 (umgangssprachlich: für) Beispiel: zu was brauchst du das? c'est pour quoi ça?II Adverb1 Beispiel: sie hat vor zu kommen elle a l'intention de venir -
106 тегля
гл 1. tirer, traîner; кон, който тегли добре cheval qui tire bien; тегля черта tirer une ligne; 2. (за превозно средство, влак, кола) remorquer, traîner а sa suite; (за кораб) touer; 3. (тегля с усилие) haler; тегля кабел haler un câble; 4. (за пари) retirer (de l'argent); 5. (премервам, измервам) peser; тегля хляб (стоки) peser du pain (des marchandises); 6. само за 3 л. ед. ч. в съчет с лично мест тегли ме (те и пр.) quelque chose m'attire (me pousse vers); 7. прен (страдам, живея трудно) souffrir, peiner; avoir la vie dure; тегля се 1. (se) reculer, se retirer en arrière; 2. (претеглям се) se peser; 3. (страня, отбягвам) fuir, se tenir а l'écart а тегля лотария tirer une loterie; тегля заключение tirer la conclusion que; тегля каиша souffrir; тегля куршума (ножа) на някого tuer (assassiner) qn; тегля си куршума se brûler la cervelle; тегля някому хубав бой donner une raclée (rossée) а qn. -
107 Blickfang
(m.)élément qui attire le regard -
108 fancy
['fænsi] 1. plural - fancies; noun1) (a sudden (often unexpected) liking or desire: The child had many peculiar fancies.) envie2) (the power of the mind to imagine things: She had a tendency to indulge in flights of fancy.) imagination3) (something imagined: He had a sudden fancy that he could see Spring approaching.) impression2. adjective(decorated; not plain: fancy cakes.) de fantaisie3. verb1) (to like the idea of having or doing something: I fancy a cup of tea.) avoir envie (de)2) (to think or have a certain feeling or impression (that): I fancied (that) you were angry.) croire (que)3) (to have strong sexual interest in (a person): He fancies her a lot.) se sentir attiré (par/vers)•- fanciful- fancifully - fancy dress - take a fancy to - take one's fancy -
109 warm
[wo:m] 1. adjective1) (moderately, or comfortably, hot: Are you warm enough, or shall I close the window?; a warm summer's day.) (assez) chaud2) ((of clothes) protecting the wearer from the cold: a warm jumper.) chaud3) (welcoming, friendly, enthusiastic etc: a warm welcome; a warm smile.) chaleureux4) (tending to make one hot: This is warm work!) qui donne chaud5) ((of colours) enriched by a certain quantity of red or pink, or (of red etc) rich and bright: a warm red; I don't want white walls - I want something warmer.) chaud2. verb1) (to make moderately hot: He warmed his hands in front of the fire.) (se) (ré)chauffer2) (to become friendly (towards) or enthusiastic (about): She warmed to his charm.) se sentir attiré (par)3. noun(an act of warming: Give your hands a warm in front of the fire.) (se) réchauffer- warmly- warmness - warmth - warm-blooded - warmed-over - warmhearted - warmheartedness - warm up -
110 Amerika roept
Amerika roept -
111 aantrekken
1 [naar zich toetrekken; bekoren] attirer2 [vaster doen sluiten] serrer4 [m.b.t. kleren] mettre♦voorbeelden:zich aangetrokken voelen door, tot iemand of iets • être attiré par qn. ou qc.→ link=buikriem buikriemeen knoop aantrekken • serrer un noeudII 〈wederkerend werkwoord; zich aantrekken〉1 [grote aandacht schenken aan] se soucier de♦voorbeelden:zich verwijten aantrekken • prendre des reproches au sérieuxzich niets aantrekken van • se moquer de1 [in een richting gaan] se diriger (vers)2 [bijtrekken] revenir à la normale♦voorbeelden:de prijzen trekken aan • les prix se stabilisent -
112 daar voel ik mij niet toe geroepen
daar voel ik mij niet toe geroepenDeens-Russisch woordenboek > daar voel ik mij niet toe geroepen
-
113 dat genre ligt mij niet
dat genre ligt mij niet -
114 iets, iemand loopt in de kijker(d)
iets, iemand loopt in de kijker(d)qc., qn. attire l'attentionDeens-Russisch woordenboek > iets, iemand loopt in de kijker(d)
-
115 kijker
kijker1〈de〉1 [verrekijker] longue-vue 〈v.; meervoud: longues-vues〉 ⇒ 〈 dubbele verrekijker〉 jumelles 〈v., meervoud〉♦voorbeelden:iets, iemand loopt in de kijker(d) • qc., qn. attire l'attention————————kijker2 〈de〉,kijkster 〈de〉♦voorbeelden:alle kijkers zitten voor de buis • tous les téléspectateurs sont devant leur petit écran -
116 liggen
1 [uitgestrekt zijn] être étendu4 [+ aan][afhangen van] tenir (à)5 [passen bij een aanleg, belangstelling] convenir à6 [m.b.t. wind, storm] tomber7 [begraven zijn] reposer8 [gelegerd zijn] être en garnison (à)♦voorbeelden:〈 tegen hond〉 ga liggen! • allez, coucher!3 er ligt, er liggen … • il y a …de toestand ligt hier anders • la situation est différente icide prijzen liggen vrij hoog • les prix sont assez élevésAntwerpen ligt aan de Schelde • Anvers est située sur l'Escauthet appartement ligt op het noorden • l'appartement est orienté au nordde troepen liggen voor de stad • les troupes campent devant la villedat lag aan verscheidene dingen • il y avait différentes raisons à celais het nu zo koud of ligt het aan mij? • est-ce qu'il fait vraiment si froid ou est-ce que cela tient à moi?aan mij zal het niet liggen als het mislukt • ça ne sera pas de ma faute si ça échoueaan wie ligt het? • à qui la faute?als het aan mij lag • s'il ne tenait qu'à moidat ligt niet in mijn aard • ce n'est pas dans ma nature¶ iets hebben liggen • avoir qc. en réserve〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 iemand liggen hebben • 〈 de baas zijn〉 avoir le dessus; 〈 beethebben〉 avoir attrapé qn.zich nergens iets aan gelegen laten liggen • n'en faire qu'à sa têtedie wijn moet nog liggen • il faut laisser reposer ce vindaar is mij veel aan gelegen • c'est très important pour moials ze dat merken lig ik eruit • s'ils découvrent ça, ils me mettront à la porte -
117 trekken
1 [kracht uitoefenen op iets; luchtstroom doorlaten] tirer2 [in een bepaalde richting gaan] s'en aller3 [spierbewegingen maken] traîner (qc.)4 [m.b.t. zenuwtrek] avoir un tic (nerveux) (à)5 [in een richting getrokken worden] être attiré (par)6 [ergens in getrokken worden] être absorbé (par)7 [lijken (op)] tirer (sur)♦voorbeelden:de kachel trekt goed • le poêle tire bienaan een sigaar trekken • tirer sur un cigaredoor Frankrijk trekken • parcourir la Francein een huis trekken • s'installer dans une maisonde wijde wereld in trekken • partir à la conquête du mondekrom trekken • se déformerde kinderen trekken nogal naar hun vader • les enfants tiennent plutôt de leur père1 [tussen iets anders uitnemen] tirer2 [aantrekken] attirer3 [als zijn deel ontvangen] toucher♦voorbeelden:een kies trekken • arracher une dentloten trekken • tirer des lots au sortvolle zalen trekken • remplir les sallesdie stad blijft trekken • cette ville garde son attrait1 [algemeen] tirer2 [naar zich toehalen, ook figuurlijk] attirer4 [tekenen] tracer6 [Algemeen Zuid-Nederlands][fotograferen] prendre♦voorbeelden:een horoscoop trekken • tirer un horoscopeeen single van een elpee trekken • tirer un 45 tours d'un 30 centimètresiets stuk trekken • déchirer qc.iets omver trekken • renverser qc.iemand aan zijn haar trekken • tirer les cheveux à qn.〈 figuurlijk〉 iets naar zich toe trekken • s'occuper intensivement de qc.iets in het belachelijke trekken • tourner qc. en dérision -
118 veel voor een vak voelen
veel voor een vak voelen -
119 zich aangetrokken voelen door, tot iemand of iets
zich aangetrokken voelen door, tot iemand of ietsêtre attiré par qn. ou qc.→ link=buikriem buikriemDeens-Russisch woordenboek > zich aangetrokken voelen door, tot iemand of iets
-
120 appeal
A n1 ( call) appel m (for à) ; an appeal for calm un appel au calme ; an appeal to sb to do un appel à qn pour qu'il/qu'elle fasse ;2 ( charity event) appel m (for, on behalf of en faveur de) ; an appeal for un appel au don de [food, blankets, clothes] ; to launch an appeal lancer un appel ;4 Jur appel m ; to lodge an appeal faire appel ; an appeal to the Supreme Court un pourvoi en cassation ;5 ( attraction) charme m ; ( interest) intérêt m ; to have appeal/a certain appeal avoir du charme/un certain charme ; to have wide appeal plaire à des gens très différents ; it holds no appeal for me ça ne m'intéresse pas.B vi1 Jur faire appel (against de) ; the right to appeal le droit de faire appel ; to appeal to recourir à l'arbitrage de [council, tribunal, individual] ; faire appel à [high court] ;2 Sport to appeal to demander l'arbitrage de [umpire, referee] ; to appeal against contester [decision, call] ;3 (call, request) to appeal for lancer un appel à [order, tolerance] ; to appeal for witnesses faire appel à témoins ; to appeal to sb to do ( formal call) prier qn de faire ; to appeal to the public for help demander de l'aide au public ; to appeal to sb's better nature/sense of honour faire appel aux bons sentiments/au sens de l'honneur de qn ;4 (attract, interest) to appeal to sb [idea] tenter qn ; [person] plaire à qn ; [place] attirer qn ; does the idea appeal? l'idée te tente? ; Austria doesn't really appeal l'Autriche ne m'attire pas vraiment ; gardening doesn't appeal to me le jardinage ne me dit rien.
См. также в других словарях:
Attire — At*tire , n. 1. Dress; clothes; headdress; anything which dresses or adorns; esp., ornamental clothing. [1913 Webster] Earth in her rich attire. Milton. [1913 Webster] I ll put myself in poor and mean attire. Shak. [1913 Webster] Can a maid… … The Collaborative International Dictionary of English
attiré — attiré, ée (a ti ré, rée) part. passé. 1° Le fer attiré par l aimant. 2° Fig. Attiré par la beauté du site. • Où courez vous, mortels abusés, et pourquoi allez vous errants de vanités en vanités, toujours attirés et toujours trompés par des … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
attire — vb *clothe, apparel, array, dress, robe Analogous words: accouter, appoint, equip, outfit, arm (see FURNISH) Antonyms: divest Contrasted words: *strip, bare, denude, dismantle attire n *clothes, clothing, apparel, raiment, dress … New Dictionary of Synonyms
attire — [n] clothing accoutrements, apparel, array, bib and tucker*, clothes, costume, drapes, dress, duds*, garb, garments, gear, getup, habiliments, habit, outfit, raiment, things, threads*, togs, uniform, vestment, wear; concept 451 attire [v] clothe… … New thesaurus
Attire — At*tire , v. t. [imp. & p. p. {Attired}; p. pr. & vb. n. {Attiring}.] [OE. atiren to array, dispose, arrange, OF. atirier; [ a] (L. ad) + F. tire rank, order, row; of Ger. origin: cf. As. tier row, OHG. ziar[=i], G. zier, ornament, zieren to… … The Collaborative International Dictionary of English
attire oneself — index clothe Burton s Legal Thesaurus. William C. Burton. 2006 … Law dictionary
attiré — Attiré, [attir]ée. partic. pass. Il a les significations de son verbe … Dictionnaire de l'Académie française
attire — ► NOUN ▪ clothes, especially fine or formal ones. ► VERB (be attired) ▪ be dressed in clothes of a specified kind. ORIGIN from Old French atirer equip , from a tire in order … English terms dictionary
attire — [ə tīr′] vt. attired, attiring [ME atiren < OFr atirier, to put in order, arrange < a tire, in a row, in order; a (L ad), to + tire, order, row, dress: see TIER1] to dress, esp. in fine garments; clothe; array n. clothes, esp. fine or rich… … English World dictionary
Attire Accessories — Infobox Newspaper name = Attire Accessories caption = type = business magazine format = Paper and online magazine foundation = 2007 ceased publication = price = owners = Kline Davis editor = Demelza Rayner group editor = Demelza Rayner founder =… … Wikipedia
attire — n. 1) casual; civilian; formal attire 2) in attire (in formal attire) * * * [ə taɪə] civilian formal attire casual in attire (in formal attire) … Combinatory dictionary