-
1 brokstukken
mvTrümmer {pl} -
2 brokstukken
n. waifs and strays -
3 overal lagen brokstukken van het vliegtuig
overal lagen brokstukken van het vliegtuigVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > overal lagen brokstukken van het vliegtuig
-
4 debris
-
5 débris
-
6 wreckage
-
7 accrocher
accrocher [aakrosĵee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:1. v1) haperen2) vastmaken, vastpennen, ophangen4) licht aanrijden [auto]5) aanklampen, tegenhouden6) bemachtigen, aan de haak slaan2. s'accrocherv2) volharden, doorzetten -
8 débris
débris [deebrie]〈m., meestal meervoud〉1 (brok)stukken ⇒ scherven, wrakstukken, puin♦voorbeelden:1 débris de bois • houtsplinters, motdébris de métal • stukken schrootréunir les débris de sa fortune • wat er over is van zijn fortuin bij elkaar schrapenm pl1) brokstukken, wrakstukken2) overblijfselen, puin -
9 accrocher des lambeaux de conversation
accrocher des lambeaux de conversationDictionnaire français-néerlandais > accrocher des lambeaux de conversation
-
10 déchet
-
11 phrases tronçonnées
-
12 tronçonner
-
13 schroot
I 〈 het〉II 〈de〉 -
14 brokstuk
♦voorbeelden: -
15 schroot
-
16 Trümmer
Trümmer2 brokstukken ⇒ wrakstukken, resten♦voorbeelden:2 in Trümmer gehen • verbrijzeld worden, aan diggelen gaanalles in Trümmer schlagen • alles aan diggelen slaan
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Нидерландский
- Французский