-
1 panier
panier [paanjee]〈m.〉1 mand ⇒ korf, ben2 mandvol♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 un panier de crabes • een groep mensen die elkaar het licht in de ogen niet gunnen, een clubje vol haat en nijd〈 economie〉 panier de la ménagère • boodschappenpakket van de huisvrouw 〈 als basis voor berekening van de kosten van levensonderhoud〉panier à ordures • vuil(nis)-, afvalbakpanier à pain • broodmandjepanier à papiers • papier-, prullenmand〈 figuurlijk〉 panier percé • bodemloos vat, verkwisterjeter au panier • in de prullenmand werpenmettre dans le même panier • over één kam scherenm1) mand, korf2) mandvol -
2 panier à salade
panier à salade
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский