-
1 blindé
blindé [blẽdee]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 pantser- ⇒ gepantserd, bepantserd3 immuun ⇒ ongevoelig, een dikke huid hebbend♦voorbeelden:un blindé • pantservoertuig1. m 2. adj1) gepantserd, pantser-2) afgeschermd [elektriciteit] -
2 engin blindé
engin blindé -
3 un blindé
un blindé -
4 mort
〈m., v.〉♦voorbeelden:————————mort2 [mor, mort]〈v.〉1 dood ⇒ (het) overlijden, (het) sterven♦voorbeelden:mort aux rats • rattengifmort absolue, définitive • hersendoodmort accidentelle • dood door ongevalmort apparente • schijndoodmourir de sa belle mort • een natuurlijke dood stervenpâle comme la mort • lijkbleekmort volontaire • zelfmoordarracher qn. à la mort • iemand van de dood reddencondamner à mort • ter dood veroordelencourir à la mort • zijn dood tegemoet gaandonner la mort • dodense donner la mort • zich van het leven berovenêtre à la mort • op sterven liggenmettre à mort • ter dood brengenvoir la mort de près • oog in oog met de dood staanfrappé à mort • dodelijk getroffenêtre brouillés à mort • elkaar een dodelijke haat toedragenen vouloir à mort à qn. • iemand iets ontzettend kwalijk nementravailler à mort • zich doodwerkenà mort! • weg met hem!combat à mort • strijd op leven en dood〈 spreekwoord〉 après la mort, le médecin • als het kalf verdronken is, dempt men de put, dat is mosterd na de maaltijdsouffrir mille morts • duizend doden sterven→ vie————————mort3 [mor]1 dood ⇒ gestorven, overleden2 zonder leven ⇒ dor, uitgestorven♦voorbeelden:c'est un homme mort • hij is ten dode opgeschrevenle passé est mort pour moi • het verleden bestaat niet meer voor mijmort et bien mort • zo dood als een piermort en apparence • schijndoodyeux morts • uitgebluste ogenêtre comme mort, à moitié mort • meer dood dan levend zijntomber raide mort • morsdood neervallenplus mort que vif • meer dood dan levend1. m/f1) dode, overledene2) blinde [kaarten]2. f1) dood, (het) overlijden2) ondergang, einde3. adj1) dood2) uitgestorven, dor3) naar de maan -
5 appendice
appendice [aapẽdies]〈m.〉1 aanhangsel ⇒ bijvoegsel, appendix♦voorbeelden:appendice nasal • neusm1) appendix, bijvoegsel2) blindedarm -
6 aveugle
aveugle [aavugl]♦voorbeelden:aveugle de naissance • blindgeboren〈 zelfstandig〉 en aveugle • blindelings, ondoordachtêtre aveugle envers qn., à l'égard de qn. • blind zijn voor iemands foutenun(e) aveugle • blinde→ royaumeadj1) blind2) verblind -
7 basse
basse1 [baas]〈v.〉1 bas ⇒ baspartij, -stem, -instrument, -zanger3 rif ⇒ blinde klip, ondiepte♦voorbeelden:basse chantante • basbaritonbasse continue • basso continuo————————basse2→ bas²f1) bas2) rif, bank, ondiepte -
8 carte
carte [kaart]〈v.〉1 kaart♦voorbeelden:carte de chemin de fer • spoorkaartjecarte de crédit • creditcardcarte d'entrée • toegangsbewijscarte d'étudiant • collegekaartcarte de famille nombreuse • reductiekaart voor grote gezinnencarte d'identité • persoonsbewijs, identiteitskaartcarte jeunes • CJP, cultureel jongerenpaspoortcarte de membre • lidmaatschapskaartcarte à mémoire • chipkaartcarte de paiement • betaalkaartcarte de presse • perskaartcarte à puce(s) • chipkaart, chipknipcarte de séjour • verblijfsvergunningcarte de travail • werkvergunningcarte (de visite) • visitekaartjecarte de voeux • wenskaartcarte bancaire • bankpasje, pinpascarte bleue •〈creditcard; buiten Frankrijk betaalbaar door Visa〉carte magnétique • magneetpascarte multiple • strippenkaartcarte orange • maandkaart voor de metrocarte privative • chipkaart, slimme betaalkaart, smartcardcarte vermeil • 65+-pas, bejaardenpasdonner carte blanche à qn. • iemand de vrije hand gevenéchanger sa carte avec qn. • iemand tot een duel uitdagenlaisser sa carte • zijn (visite)kaartje afgevenfemme, fille en carte • geregistreerde prostitueefausse carte • slechte kaartc'est la carte forcée • er is geen keuscarte maîtresse • troefkaartavoir toutes les cartes dans son jeu • alle troeven in de hand hebbenbattre, mêler les cartes • de kaarten schuddenbrouiller les cartes • de boel in de war sturen, een rookgordijn aanleggencouper les cartes • couperenjouer aux cartes • kaartenjouer sa dernière carte • zijn laatste troef uitspelenjouer cartes sur table • (met) open kaart spelenjouer la carte de qc. • alles op iets zettenavoir plus d'une carte dans son jeu • meer dan één pijl op zijn boog hebbencarte muette • blinde kaartcarte routière, touristique • wegenkaartdresser la carte d'une région • een streek in kaart brengencarte au 1/100.000 • kaart op schaal 1:100.0004 à la carte • naar keuze, à la carte————————carte (de visite)f1) kaart2) speelkaart3) landkaart4) spijskaart -
9 guider
guider [giedee]♦voorbeelden:guider un cheval • een paard mennenguider un touriste • een toerist rondleidenvisite guidée • rondleidingv1) leiden, de weg wijzen2) begeleiden3) besturen -
10 rage
rage [raazĵ]〈v.〉2 woede ⇒ zucht, rage, manie♦voorbeelden:faire rage • woedenavoir la rage du jeu • speelziek zijnla rage de lire • de leeswoede→ chienf1) woede2) hondsdolheid -
11 visibilité
visibilité [vieziebielietee]〈v.〉♦voorbeelden:fzichtbaarheid, zicht -
12 voir
voir [vwaar]1 zien♦voorbeelden:il voit trouble • het schemert hem, alles danst hem voor de ogenon ne voit pas à dix pas • je kunt geen hand voor ogen zienne voir que par les yeux de qn. • blindelings op iemands oordeel afgaanje n'y vois goutte • ik zie niets2 il va voir à nous loger • hij zal zien, proberen ons ergens onder te brengenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 zien ⇒ getuige zijn van, beleven, meemaken2 bezoeken ⇒ opzoeken, bezichtigen3 ontmoeten ⇒ zien, spreken met, omgaan met4 (in)zien ⇒ constateren, ondervinden5 bekijken ⇒ nagaan, zien6 bezien ⇒ beoordelen, beschouwen7 voor zich zien ⇒ zich een voorstelling maken van, begrijpen♦voorbeelden:vous m'en voyez ravi • ik ben er verrukt vanse faire voir • zich vertonen, zich laten zienvoir venir qn. • iemand doorhebbenen voir (de belles, de toutes les couleurs) • heel wat narigheid meemakenen avoir vu bien d'autres • nog wel wat anders meegemaakt hebbenen faire voir à qn. • iemand het leven zuur makenon aura tout vu • dat is het toppuntje voudrais vous y voir • ik zou u wel eens in mijn plaats willen zienregarder qn. sans le voir • door iemand heen kijkenil faut voir venir • we moeten afwachtenaller voir qn. • iemand opzoekenje ne peux pas le voir • ik kan hem niet uitstaanje ne le vois plus • ik heb het contact met hem verbroken3 pourrais-je voir le patron? • zou ik de baas kunnen spreken?allez voir là-bas si j'y suis • hoepel op, laat me met rustvoyons! • kom aan!c'est à voir • dat staat te bezienne voir que l'argent • alleen maar oog voor het geld hebbenvoir les choses en noir • een pessimistische kijk hebbenje ne le vois pas en médecin • ik zie geen dokter in hemvoir qn. en bienfaiteur • iemand als zijn weldoener zien¶ essaie voir • probeer het maar, als je durftje vois • ik begrijp hetn'avoir rien à voir dans, avec une affaire • niets te maken hebben met een zaakcela n'a pas grand-chose à voir avec mes idées • dat heeft niet veel te maken met mijn ideeënessaie un peu pour voir! • probeer maar eens als je durft!cela n'a rien à voir • dat heeft er niets mee te maken♦voorbeelden:elle s'est vu refuser l'entrée • men heeft haar de toegang geweigerd→ nez1. v1) zien2) bezoeken3) ontmoeten4) inzien, constateren5) bekijken6) bezien7) begrijpen2. se voirv2) zich zien3) gebeuren5) elkaar zien -
13 carte muette
carte muette -
14 engin
-
15 entrer dans une rage folle
entrer dans une rage folleDictionnaire français-néerlandais > entrer dans une rage folle
-
16 fétichisme
-
17 guider un aveugle
guider un aveugle -
18 paupiette
-
19 un aveugle
-
20 virage sans visibilité
virage sans visibilité
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Blinde — steht für einen Segeltyp, siehe Blinde (Segel) einen Bach in Masuren (Polen), siehe Błędzianka Der Blinde, britischer Spielfilm (1995) Siehe auch Blind (Begriffsklärung) Blindheit Blinde Kuh (Begriffsklärung) … Deutsch Wikipedia
Blinde — Blinde, 1) (Schiffsw.), Ober od. Schieb u. Unter B., zweites Segel am Bugsprit, s.u. Segel; 2) so v.w. Bilderblende … Pierer's Universal-Lexikon
blindé — blindé, ée (blin dé, dée) part. passé. Batterie blindée … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
blindė — bliñdė dkt. Bliñdės žievė̃s preparãtai liáudies medici̇̀noje vartójami nuo reumãto, karščiãvimo … Bendrinės lietuvių kalbos žodyno antraštynas
blinde — 1. blinde [ blɛ̃d ] n. f. • 1628; de l all. blenden « aveugler » ♦ Anciennt Pièce de bois soutenant les fascines d un abri, d une tranchée, pour en mettre les occupants à couvert. ⊗ HOM. Blende. blinde 2. blinde [ blɛ̃d ] n. f. • 1931; o. i. ♦… … Encyclopédie Universelle
blindé — 1. blinde [ blɛ̃d ] n. f. • 1628; de l all. blenden « aveugler » ♦ Anciennt Pièce de bois soutenant les fascines d un abri, d une tranchée, pour en mettre les occupants à couvert. ⊗ HOM. Blende. blinde 2. blinde [ blɛ̃d ] n. f. • 1931; o. i. ♦… … Encyclopédie Universelle
Blinde — Blin|de [ blɪndə], die/eine Blinde; der/einer Blinden, die Blinden/zwei Blinde: weibliche Person, die nicht sehen kann: er half der Blinden über die Straße. * * * Blịn|de(r) 〈f. 30 (m. 29)〉 jmd., der blind ist ● das sieht doch ein Blinde (im… … Universal-Lexikon
Blinde — Blind Blind, Blinde Blinde, n. See {Blende}. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
blinde — n.m. Part, fade (arg.) : File moi mon blinde. □ n.f. À toute blinde, à toute vitesse … Dictionnaire du Français argotique et populaire
blindė — bliñdė sf. (2) Sn, blindė̃ (4) 1. SD397, MŽ533, K, P bot. gluosnių rūšis (Salix caprea): Lanksti kaip bliñdė Trgn. Iš bliñdės žiedų bitės medų neša Ėr. Reiks iškirsti šiemet iš balos bliñdės Ds. Iškapok drūtosios blindė̃s atžalas, tai bus… … Dictionary of the Lithuanian Language
Blinde — der Blinde, n (Mittelstufe) jmd., der nicht sehen kann Beispiele: Der Blinde tastete den Weg mit einem Stock ab. Sie führte den Blinden an der Hand … Extremes Deutsch