-
41 male
n. Malé, hoofdstad van de Maledivenmale1[ meel] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————male2♦voorbeelden:male choir • mannenkoor♦voorbeelden: -
42 maturation
-
43 natural
adj. natuurlijk, van de natuur; stoffelijk--------n. natuurtalentnatural1[ nætsjrəl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈voornamelijk enkelvoud; informeel〉 natuurtalent ⇒ favoriet, meest geschikte persoon; 〈 figuurlijk〉 kanspaard3 idioot ⇒ debiel, zwakzinnige♦voorbeelden:————————natural23 normaal ⇒ gewoon, begrijpelijk♦voorbeelden:natural death • natuurlijke doodnatural forces/phenomena • natuurverschijnselennatural gas • aardgasnatural history • natuurlijke historie, biologienatural law • natuurwetnatural philosophy • natuurkundenatural resources • natuurlijke hulpbronnen/rijkdommennatural science • natuurwetenschaplearning languages comes natural to him • talen leren gaat hem heel gemakkelijk afII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉2 natuurlijk ⇒ onecht, buitenechtelijk♦voorbeelden: -
44 nucleus
n. kern[ njoe:kliəs] 〈meervoud: nuclei〉 -
45 parent
-
46 recess
n. reces, onderbreking; nis, alkoof--------v. pauzeren; schuilenrecess1[ risses] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:5 in the darkest recesses of his mind • in het diepst van zijn gedachten/geest————————recess2[ risses]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 in een nis zetten ⇒ laten inspringen, verzinken♦voorbeelden: -
47 substratum
n. substraat; onderlaag, ondergrond -
48 territory
n. gebied, domein, territorium; stuk land, stuk grond[ territrie] 〈meervoud: territories〉1 territorium ⇒ (stuk) grondgebied/staatsgebied3 (stuk) land ⇒ gebied, terrein 〈 ook figuurlijk〉; district; werkterrein; 〈 handel〉 rayon, handelsgebied♦voorbeelden:3 unknown territory • onbekend gebied/terrein -
49 wall
adj. van de muur--------n. muur; wand; zijkant; scheiding--------v. ommuren, dicht metselen, inmetselenwall1[ wo:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:the Wall • de (Berlijnse) muurdrive someone up the wall • iemand razend maken————————wall2〈 werkwoord〉1 ommuren♦voorbeelden:1 a walled-in garden • een ingesloten/ingebouwde tuin -
50 échange
échange [eesĵãzĵ]〈m.〉2 handel(stransactie) ⇒ verkeer, omzet♦voorbeelden:échanges nutritifs • voedingsprocesfaire un échange • ruilenfaire l'échange de qc. • iets ruilen, iets uitwisselenen échange • in plaats daarvanen échange de qc. • in ruil voor iets→ monnaieéchange de coups de feu • vuurgevechtéchange de bons offices, de bons procédés • wederzijds dienstbetoonéchange de vues • gedachtewisselingm1) ruil, uitwisseling -
51 excroissance
excroissance [ekskrwaasãs]〈v.〉 〈 biologie〉1 〈 ook figuurlijk〉 uitwas 〈 van planten, aan bomen, op de huid〉 ⇒ uit-, aangroeisel, knoest, gezwelfuitwas, gezwel -
52 famille
famille [faamiej]〈v.〉1 gezin ⇒ kroost, nageslacht3 geslacht ⇒ huis, afstammelingen♦voorbeelden:père de famille • huisvadervie de famille • huiselijk levenfamille monoparentale • eenoudergezinla Sainte famille • de heilige Familie〈 België〉 attendre famille • gezinsuitbreiding verwachten, in verwachting zijnêtre chargé de famille • de zorg voor een gezin hebbenen famille • in de huiselijke kring→ lingeavoir l'esprit de famille • erg aan zijn familie hangenbelle famille • schoonfamiliefamille nucléaire • kerngezinla famille des Habsbourg • het Habsburgse huisf1) gezin2) familie3) geslacht4) school, denkrichting -
53 fosse
fosse [foos]〈v.〉1 kuil ⇒ groef, put4 (onderaardse) kerker ⇒ hol, gevangenhok♦voorbeelden:fosse aux lions • leeuwenkuilfosse d'orchestre • orkestbakfosse septique • septic tank2 fosse commune • massagraf, algemeen graf→ piedf1) kuil, put2) grafkuil, groeve3) holte4) kerker5) mijnschacht -
54 fossé
fosse [foos]〈v.〉1 kuil ⇒ groef, put4 (onderaardse) kerker ⇒ hol, gevangenhok♦voorbeelden:fosse aux lions • leeuwenkuilfosse d'orchestre • orkestbakfosse septique • septic tank2 fosse commune • massagraf, algemeen graf→ piedm1) sloot, gracht2) kloof3) slenk -
55 frein
frein [frẽ]〈m.〉♦voorbeelden:frein de stationnement • hand-, parkeerremfrein à tambour • trommelremfreins assistés • rembekrachtigingfrein moteur • motorrem, het afremmen op de motormettre un frein à qc. • iets beteugelen, iets aan banden leggensans frein • ongebreideld→ coup¶ ronger son frein • zijn ongeduld nauwelijks kunnen verbergen, bedwingenm1) rem2) band, riem -
56 suc
-
57 tympan
-
58 alvéole
alvéole [aalvee.ol]〈v.〉♦voorbeelden:alvéole (pulmonaire) • longblaasje————————alvéole (dentaire)————————alvéole (pulmonaire) -
59 exhaler
exhaler [egzaalee] -
60 phagocyter
phagocyter [faagossietee]〈 werkwoord〉
Страницы