-
1 bicycle
n. fiets; rijwiel--------v. fietsenbicycle1[ bajsikl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 fiets————————bicycle2〈 werkwoord〉1 fietsen -
2 bicycle kick
-
3 bicycle path
n. fietspad (bv naast de rijweg) -
4 bicycle tour
fietsreis -
5 dismount from one's bicycle
dismount from one's bicycle -
6 mountain bicycle
-
7 ride a bicycle/bike
ride a bicycle/bikeop de fiets rijden, fietsen -
8 wheel a bicycle up the hill
-
9 racing bicycle
racefiets -
10 BMX bike
-
11 BMX
-
12 cycle
n. kringloop, omloop; jaargang; periode; cyclus--------v. fietsencycle1[ sajkl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————cycle2〈 werkwoord〉2 cirkelen ⇒ ronddraaien, kringen beschrijven3 fietsen -
13 dismount
-
14 mountain bike
bergfiets (met veel versnellingen om rijden in bergen gemakkelijker te maken)→ mountain bicycle mountain bicycle/ -
15 ride
n. paardrijden; rit; weg--------v. rijden; paardrijdenride1[ rajd] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:can you give me a ride to the station? • kan je mij een lift geven tot aan het station?〈 informeel〉 take someone for a ride • iemand voor de gek houden; 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; eufemistisch〉 een ritje met iemand gaan maken 〈 onder dwang, met de bedoeling hem te vermoorden〉————————ride2♦voorbeelden:1 ride astride/side-saddle • schrijlings/in amazonenzit (paard) rijdenride high • hoog op het water liggen4 this horse rides well • dit paard rijdt goed/is goed berijdbaar¶ Batman rides again • Batman slaat weer toe/is weer in actieride roughshod over someone/something • (gemakkelijk) over iemand heen lopen, over iets heen stappen, zich niet storen aan iemand/ietsride up • omhoogkruipen, opkruipenthis skirt is always riding up • die rok kruipt altijd omhoogII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 (laten/doen) rijden♦voorbeelden:2 ride a bicycle/bike • op de fiets rijden, fietsen -
16 wheel
n. wiel; rad; stuur; omweg; omdraaiende beweging; terugkeer--------v. rollen, rijden; zich omkeren/omdraaien; duwen, trekkenwheel1[ wie:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 wiel ⇒ rad; draaischijf2 stuur ⇒ stuurrad/wiel, roer♦voorbeelden:4 on wheels • per auto, met de wagen¶ go on (oiled) wheels • op rolletjes lopen, gesmeerd gaanoil the wheels • vlekkeloos laten verlopen, smerenthere are wheels within wheels • het zit zeer ingewikkeld in elkaar→ big big/————————wheel2♦voorbeelden:¶ wheeling and dealing • ritselen, gesjacher, gemarchandeerII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 duwen/trekken 〈 iets op wieltjes〉 ⇒ (ver)rijden, rollen♦voorbeelden:they wheeled the patient back to his room • ze reden de patiënt terug naar zijn kamerthey wheeled in the victims • zij reden de slachtoffers naar binnen
См. также в других словарях:
bicycle — [ bisikl ] n. m. • 1869; mot angl., de bi et gr. kuklos → 2. cycle ♦ Anciennt Vélocipède à deux roues de taille inégale. ♢ Région. (Canada) Fam. Bicyclette. « On est revenus en marchant à côté de nos bicycles » (R. Ducharme). ● bicycle nom… … Encyclopédie Universelle
Bicycle — Saltar a navegación, búsqueda Bicycle es el nombre de una baraja de cartas producida por USPC (The United States Playing Cards) utilizada en la gran mayoría de casinos de América. También es una de las barajas más utilizadas por los ilusionistas… … Wikipedia Español
bicycle — [bī′sik΄əl, bī′si kəl] n. [Fr: see BI 1 & CYCLE] a vehicle consisting of a tubular metal frame mounted on two large, wire spoked wheels, one behind the other, and equipped with handlebars, a saddlelike seat, and foot pedals vi. bicycled,… … English World dictionary
bicycle — ► NOUN ▪ a vehicle consisting of two wheels held in a frame one behind the other, propelled by pedals and steered with handlebars attached to the front wheel. ► VERB ▪ ride a bicycle. DERIVATIVES bicyclist noun. ORIGIN from Greek kuklos wheel … English terms dictionary
Bicycle — Bi cy*cle, n. [Pref. bi + cycle.] A light vehicle having two wheels one behind the other. It has a saddle seat and is propelled by the rider s feet acting on cranks or levers. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Bicycle — (engl., franz., spr. bai oder bißĭkl ), s. Fahrrad … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Bicycle — (engl., spr. beißĭkl) zweiräderiges Fahrrad … Kleines Konversations-Lexikon
bicycle — (n.) 1868, coined from BI (Cf. bi ) two + Gk. kyklos circle, wheel (see CYCLE (Cf. cycle) (n.)), on the pattern of TRICYCLE (Cf. tricycle); both the word and the vehicle superseding earlier VELOCIPEDE (Cf. velocipede). The English word probably… … Etymology dictionary
bicycle — [n] pedal driven recreational vehicle bike, cycle, tandem, two wheeler, velocipede, wheels; concepts 364,505 … New thesaurus
Bicycle — For other uses, see Bicycle (disambiguation). A mountain bike, a popular multi use bicycle. A bicycle, also known as a bike, pushbike or cycle, is a human powered, pedal driven, single track vehicle, having two wheels attached to a frame, one… … Wikipedia
bicycle — bicyclist, bicycler, n. /buy si keuhl, sik euhl, suy keuhl/, n., v., bicycled, bicycling. n. 1. a vehicle with two wheels in tandem, usually propelled by pedals connected to the rear wheel by a chain, and having handlebars for steering and a… … Universalium