-
1 boue
boue [boe]〈v.〉2 bezinksel ⇒ neerslag, slik♦voorbeelden:tirer qn. de la boue • iemand uit de goot halen1. f1) modder, slijk2) bezinksel, slik2. f pl -
2 lie
-
3 résidu
-
4 sédiment
-
5 déposer
déposer [deepoozee]2 neerslaan ⇒ bezinksel vormen, bezinkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 neerzetten ⇒ neer-, afleggen, afzetten2 in bewaring geven ⇒ in depot geven, afgeven4 doen neerslaan ⇒ doen bezinken, afzetten♦voorbeelden:déposer ses hommages aux pieds de qn. • iemand zijn eerbied betuigendéposer le masque • het masker afwerpendéfense de déposer des ordures • verboden vuil te stortenmarque déposée • gedeponeerd handelsmerk→ bilan1. v1) getuigen3) neerleggen5) afzetten, uit zijn ambt ontzetten6) afnemen [gordijn, schilderij]7) aanhangig maken [politiek]2. se déposer (sur)vbezinken, neerslaan -
6 marc
marc [maar]〈m.〉♦voorbeelden:1 marc de café • koffiedik, -prutlire dans le marc de café • koffiedik kijkenm( de café) koffiedik -
7 précipité
précipité1 [preesiepietee]〈m.〉 〈 scheikunde〉————————précipité2 [preesiepietee]1 overhaast ⇒ haastig, overijld♦voorbeelden:mneerslag, bezinksel -
8 sédimentation
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский