-
1 bevruchten
-
2 bevruchten
♦voorbeelden:¶ bevruchtende wisselwerking (tussen twee kunststromingen) • cross-fertilization (between two art movements) -
3 bevruchten
гл.общ. оплодотворять -
4 bevruchten
v. impregnate, inseminate, fertilize -
5 bevruchten door middel van kruisbestuiving
cross-pollinate/-fertilizeVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > bevruchten door middel van kruisbestuiving
-
6 cross-fertilize
cross-fertilize, cross-fertilise〈zelfstandig naamwoord: cross-fertilization〉1 bevruchten door middel van kruisbestuiving/bevruchting ⇒ 〈 figuurlijk〉 bevruchten, een bevruchtende wisselwerking uitoefenen op -
7 fertilize
v. bevruchten; vruchtbaar makenfertilize, fertilise[ fə:tillajz] 〈zelfstandig naamwoord: fertilization〉 -
8 fructify
v. opbrengen (van oogst), bevruchten, vruchtbaar maken; vruchtdragend[ fruktiffaj] 〈 fructified〉 -
9 impregnate
adj. bevrucht; verzadigd, geïmpregneerd, doorgetrokken--------v. bevruchten; impregneren, doortrekken, verzadigen[ impregneet] 〈zelfstandig naamwoord: impregnation〉♦voorbeelden: -
10 inseminate
-
11 féconder
féconder [feekõdee]〈 werkwoord〉2 vruchtbaar maken ⇒ doen gedijen, verrijkenv1) bevruchten, bestuiven2) doen gedijen, verrijken -
12 оплодотворять
vgener. bevruchten -
13 cross-pollinate
cross-pollinate〈zelfstandig naamwoord: cross-pollination〉 -
14 impregnable
adj. onneembaar; onaantastbaar; ondoordringbaar; vastberaden, stoer; bevruchtbaar, te bevruchten[ impregnəbl] 〈impregnably; zelfstandig naamwoord: impregnability〉 -
15 pollinate
v. bestuiven; bloembevruchten -
16 serve
n. opdienen (met tennis)--------v. bedienen; dienen; opscheppen; serveren; uitzitten (straf etc.); bevruchtenserve1[ sə:v] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————serve2♦voorbeelden:→ serve on serve on/3 dienen ⇒ dienst doen, helpen, baten♦voorbeelden:serve as a clerk • werken als kantoorbediendehe served in North Africa • hij heeft in Noord-Afrika gediendserve at table • bedienen, opdienen£50 serves him for a week • aan vijftig pond heeft hij een week genoegit will serve • daarmee lukt het welas occasion serves • al naar gelang de gelegenheid zich voordoetare you being served? • wordt u al geholpen?the sky serve him for a roof • de hemel diende hem als dak1 dienen ⇒ voorzien in/van, volstaan, vervullen3 ondergaan ⇒ vervullen, (uit)zitten♦voorbeelden:serve the purpose of • dienst doen alsbuses serve the suburbs • de voorsteden zijn per bus bereikbaarthis recipe will serve four people • dit recept is genoeg voor vier personenthe house is served with water • het huis is aangesloten op de waterleiding2 that serves him right! • dat is zijn verdiende loon!, net goed!he served me shamefully • hij heeft me schandelijk behandeld -
17 fecundate
v. vruchtbaar maken, bevruchten -
18 inséminer
-
19 оплодотворять
vgener. bevruchten -
20 kruisbestuiving
1 cross-pollination/-fertilization♦voorbeelden:1 bevruchten door middel van kruisbestuiving • cross-pollinate/-fertilizeVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > kruisbestuiving
- 1
- 2