-
1 p.p. от besterven
gener. bestorvenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > p.p. от besterven
-
2 высыхать
vgener. besterven (о краске), dorren, drogen, indrogen, opdrogen, uitdrogen, verdrogen, droog worden, verdorren -
3 замирать
vgener. sterven, wegsterven (о звуке), wegzakken (о звуках), besterven, treuren (о природе), verdoffen (о звуках) -
4 наследовать
-
5 получать в наследство
vgener. bestervenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > получать в наследство
-
6 пугаться
vgener. ontstellen, verschrikken, schrikken (voor-÷åãî-ô.), besterven, zich beangstigen -
7 смертельно бледнеть
Russisch-Nederlands Universal Dictionary > смертельно бледнеть
-
8 умирать
v1) gener. srerven, afsterven, besterven, bezwijken (aan, van-от ÷åãî-ô.), heengaan, omkomen, sterven, versterven, de doodsslaap ingaan, de laatste adem uitblazen, de weg van alle vlees gaan, dood gaan, kapoeres gaan, naar het pierenland gaan, op het uiterste liggen, uit het leven scheiden, veeg liggen, (медленно) wegsterven, zieltogen2) colloq. uitstappen -
9 mortification
mortification [mortiefiekaasjõ]〈v.〉f1) vernedering, krenking2) versterving [religie] -
10 mortifier
-
11 abhängen
abhängenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 laten schieten ⇒ laten vallen, ontslaan4 de telefoon ophangen, opleggen5 〈informeel; ook sport en spel〉overtreffen, voorbijstreven♦voorbeelden:das Feld abhängen • zich losmaken van het peloton -
12 sterben
sterben♦voorbeelden:1 das große Sterben • de massale, grote sterfte〈informeel; figuurlijk〉 gestorben sein • van de baan zijn, afgedaan hebbenim Sterben liegen • op sterven liggenzum Sterben langweilig • dood-, oer-, stomvervelend -
13 vor Angst sterben
vor Angst sterben
См. также в других словарях:
Ansterben — Anstêrben, verb. irreg. neutr. welches mit dem Hülfsworte seyn verbunden wird, (S. Sterben,) durch den Tod eines andern zufallen. Das Lehn, das Gut ist mir angestorben. Hier ist mein eigner Grund, der mir selbst angestorben, Can. Ein angestorbner … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart