-
1 cladding
bekledingmantel voor glasvezel -
2 facing
bekledingtegenovertegenoverliggend -
3 lining
bekledingvoering -
4 sheathing
bekledingomkleding -
5 upholstery
bekledingstoffering -
6 facing
n. bekleding, buitenlaag, beleg; kraag (van kleding)[ feesing] -
7 jacket
-
8 lagging
adj. achterblijvend; bekleding(smateriaal), isolatie(materiaal); langzaam, lui--------n. vertraging, achterstand; achteraan blijven; isolatie[ læging] -
9 lining
-
10 overlay
-
11 sheathing
n. het in de schede steken, opsteken, insteken; het bekleden[ sjie:ðing]1 (beschermende) bekleding ⇒ omhulling, mantel -
12 sheeting
-
13 upholstery
-
14 fireback
n. gietijzeren bekleding achter een haard, wand van de muur waar zo'n bekleding is aangebracht; (Zoölogie) een van de vele soorten fazanten die een helder roodvlammende onderrug heeft -
15 incrustation
n. korstvorming; korst; bedekking, laag; inleg (van kostbare steen, enz.)incrustation, encrustation[ ingkrusteesjn]1 aanzetting ⇒ korst(vorming); ketelsteenvorming -
16 investiture
-
17 investment
n. investering; beleg, belegering; omsingeling; volmacht; machtiging; (het) inwerken[ inves(t)mənt] -
18 leather upholstery
-
19 leather
adj. leren, van leer gemaakt--------n. leer (verwerkt-); iets dat van leer is vervaardigd--------v. met een laag leer bedekken; afranselen (slang)leather1[ leðə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 leer→ patent patent/————————leather2♦voorbeelden:————————leather3〈 werkwoord〉 -
20 matting
- 1
- 2