-
1 défavoriser
-
2 pousser
pousser [poesee]1 duwen ⇒ drukken, (op)dringen3 zijn weg vervolgen ⇒ doorgaan, -rijden, -reizen♦voorbeelden:2 faire pousser • verbouwen, telen, kwekenlaisser pousser sa barbe • zijn baard laten staan4 faut pas pousser! • je moet niet zo overdrijven!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (voort)duwen ⇒ (voort)drijven, voortstuwen, schuiven2 aanzetten ⇒ aansporen, (aan)drijven4 uitstoten ⇒ slaken, uiten, zingen5 stimuleren ⇒ vooruitbrengen, bespoedigen6 vooruithelpen ⇒ begunstigen, steunen, pousseren8 voortgaan met ⇒ voortzetten, uitbreiden, verlengen♦voorbeelden:pousser la porte • de deur open-, dichtduwenpousser qn. dehors • iemand buiten (de deur) zettenpousser la plaisanterie trop loin • de scherts te ver drijvenpousser qc. à sa perfection • iets tot in de perfectie uitwerkenpousser l'amitié, la haine jusqu'à 〈+ onbepaalde wijs〉 • zover gaan met zijn vriendschap, zijn haat dat2 pousser un élève • een leerling vooruithelpen, stimulerenpousser des cris • een geschreeuw aanheffenpousser des gémissements • kermen, kreunen¶ pousser son avantage, ses succès • zijn voordeel uitbuiten, weten te benuttenpousser sa voix • zijn stem verheffen1 plaats maken ⇒ opschuiven, opschikken, opzij gaan3 zich opwerken ⇒ carrière, naam maken→ colv1) duwen, drukken2) groeien3) doorgaan4) overdrijven5) persen [bevalling]6) (voort)duwen7) aansporen8) uiten, slaken9) stimuleren10) krijgen [wortels]11) voortzetten -
3 protéger
protéger [protteezĵee]〈 werkwoord〉3 veilig stellen ⇒ beveiligen, dekkenv1) beschermen2) bevorderen3) beveiligen, dekken -
4 avantager
avantager [aavãtaazĵee]〈 werkwoord〉1 bevoordelen ⇒ bevoorrechten, begunstigen♦voorbeelden:cela ne va pas t'avantager • dat zal je geen voordeel brengen -
5 favoriser
favoriser [faavorriezee]〈 werkwoord〉1 begunstigen ⇒ goed gezind zijn, steunen2 bevorderen ⇒ bevorderlijk zijn voor, in de hand werken♦voorbeelden:1 〈 formeel〉 la nature l'a favorisé de ses dons • hij is door de natuur rijkelijk met talenten bedeeld -
6 gratifier
gratifier (de) [graatiefjee]〈 werkwoord〉
См. также в других словарях:
begünstigen — begünstigen … Deutsch Wörterbuch
Begünstigen — Begünstigen, verb. reg. act. von Gunst. Jemanden begünstigen, ihm eine Gunst erweisen, aus Gunst etwas zu dessen Vortheile thun. Einen mit etwas begünstigen. Ein begünstigter Liebhaber. Ingleichen in weiterer Bedeutung, vortheilhaft seyn,… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
begünstigen — ↑favorisieren, ↑protegieren … Das große Fremdwörterbuch
begünstigen — ↑ Gunst … Das Herkunftswörterbuch
begünstigen — V. (Mittelstufe) jmdn. oder etw. den Vorzug geben, jmdn. oder etw. fördern Synonyme: bevorzugen, bevorteilen, favorisieren (geh.) Beispiel: Die Lehrer haben ihn sichtlich begünstigt … Extremes Deutsch
begünstigen — be·gụ̈ns·ti·gen; begünstigte, hat begünstigt; [Vt] 1 etwas begünstigt jemanden / etwas etwas hat eine positive, günstige Wirkung auf jemanden / etwas <jemand ist vom Glück, Zufall begünstigt>: Das gute Wetter begünstigte den Verlauf des… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
begünstigen — behilflich sein; den Hut in den Ring werfen (umgangssprachlich); protegieren; sponsern; beistehen; subventionieren; (jemandem) unter die Arme greifen (umgangssprachlich); unterstützen; bezuschussen; (jemandem) den Rücken … Universal-Lexikon
begünstigen — a) befördern, fördern, heben, unterstützen. b) begönnern, bevorteilen, bevorzugen, fördern; (bildungsspr.): favorisieren, lancieren, protegieren. * * * begünstigen:1.⇨fördern(1)–2.⇨bevorzugen begünstigenfördern,favorisieren,protegieren,lancieren,s… … Das Wörterbuch der Synonyme
begünstigen — be|gụ̈ns|ti|gen … Die deutsche Rechtschreibung
jdn begünstigen — jdn begünstigen … Deutsch Wörterbuch
etw begünstigen — etw begünstigen … Deutsch Wörterbuch