-
1 застенчивый
bedeesd, schuchter, verlegen -
2 coy
-
3 diffident
adj. bedeesd, beschroomd, terughoudend, verlegen[ diffid(ə)nt]1 bedeesd ⇒ beschroomd, terughoudend -
4 застенчивый
adjgener. bedeesd, bescheiden, beschroomd, bleu, blo, blode, blood, eenkennig, mensenschuw, schaamachtig, schroomvallig, schuchter, verlegena -
5 оробеть
vgener. bedeesd worden -
6 робкий
adjgener. benepen, schroomvallig, versaagd, angstig, bedeesd, beschroomd, bevangen, bleu, blo, blode, blood, eenkennig, kleinhartig, kleinmoedig, mensenschuw, ril, schichtig, schuchter, schuw, timide, verlegena, vreesachtig -
7 стушеваться
vcolloq. bedeesd worden -
8 bashful
-
9 faint-hearted
-
10 sheepish
-
11 timorous
adj. angstvallig, schroomvallig, bang, beschroomd; vreesachtig[ timrəs] 〈 timorousness〉2 timide ⇒ bedeesd, beschroomd -
12 diffidently
adv. bedeesd, verlegen -
13 faint-heartedness
beschroomd,bedeesd -
14 faintheartedly
adv. beschroomd, bedeesd -
15 maidenlike
adj. meisjesachtig, als een meisje; verlegen, bescheiden, bedeesd -
16 sheepishly
adv. schaapachtig, bedeesd; verlegen -
17 timide
timide [tiemied]1 verlegen ⇒ schuchter, bedeesd2 voorzichtig ⇒ aarzelend, weifelend♦voorbeelden:c'est un timide • hij is erg verlegen, geremdadj1) verlegen2) aarzelend -
18 timidement
-
19 blyg
1) timide2) bedeesd3) bevangen4) blo -
20 självmedveten
1) bevangen2) bedeesd3) blo4) timide
Страницы
- 1
- 2