-
1 baanvak
-
2 baanvak
-
3 baanvak
сущ.ж.д. перегон -
4 baanvak
n. section, part; track -
5 tronçon
tronçon [trõsõ]〈m.〉1 (afgesneden) stuk ⇒ moot, trommel3 brokstuk♦voorbeelden:————————tronçon (de chemin de fer) -
6 перегон
-
7 section
n. deel; onderdeel; lichaamsdeel; snee; inkerving; zone, streek; paragraaf; fragment, alinea; klas; afdeling--------v. in gedeelten verdelen; snijdensection1[ seksjn]1 sectie ⇒ (onder)deel; afdeling; lid; stuk, segment; partje 〈 van citrusvrucht〉; 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 wijk, district, stads/landsdeel; 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 baanvak 〈 van spoorlijn〉♦voorbeelden:all sections of the population • alle lagen van de bevolkinga residential section • een woonwijk1 (chirurgische) snee ⇒ incisie, (in)snijding, sectie♦voorbeelden:————————section2〈 werkwoord〉 -
8 section
-
9 voie
voie [vwaa]〈v.〉2 spoorweg ⇒ baanvak, spoor(baan)3 wijze ⇒ weg, middel4 spoor ⇒ wagenspoor, spoorwijdte♦voorbeelden:1 les voies de communication • de verkeerswegen, de verbindingenvoies d'eau • waterwegenvoie lactée • melkwegvoies navigables • waterwegenvoie privée • eigen wegêtre dans la bonne voie • op het goede pad zijnpays en voie de développement • ontwikkelingslanden voie de guérison • aan de beterende handpar voie de terre • over landla voie ferrée • de spoorwegdonner, ouvrir la voie • het sein op veilig stellenvoies de fait • feitelijkhedenla bonne, la mauvaise voie • de goede, de slechte manier om iets te krijgenfrayer, ouvrir, préparer la voie • (als baanbreker) de weg bereidenmettre qn. sur la voie • iemand op het goede spoor brengen, op weg helpenpar des voies pacifiques • langs vreedzame weg, met vreedzame middelenvoies respiratoires • luchtwegenpar voie buccale • door de mond, oraal6 voie aérienne • verkeer, transport door de luchtvoie maritime • verkeer, transport over zeef1) (rij)weg2) spoorweg3) wijze, middel4) spoor5) kanaal, buis [biologie] -
10 canton
-
11 перегон
-
12 Bahnstrecke
-
13 Strecke
Strecke〈v.; Strecke, Strecken〉♦voorbeelden:eine weite Strecke • een heel eind2 eine Strecke fahren • een weg nemen, volgen〈 sport en spel〉 auf die Strecke gehen • starten, van start gaanauf der Strecke liegen bleiben • onderweg blijven steken¶ 〈 informeel〉 auf der Strecke bleiben • (a) het loodje leggen, de dupe worden; (b) erbij inschietenzur Strecke bringen • (a) doden, neerleggen; 〈 (b) figuurlijk〉 ten val brengen • 〈 (c) figuurlijk〉 pakken -
14 Teilstrecke
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский