-
1 automne
automne [ooton]〈m.〉♦voorbeelden:m -
2 en automne
-
3 nous sortons de l'automne
nous sortons de l'automneDictionnaire français-néerlandais > nous sortons de l'automne
-
4 en
en1 [ã]1 〈vervangt een zelfstandig naamwoord (zaaknaam) voorafgegaan door ‘de’ als vast voorzetsel van werkwoord, bijvoeglijk naamwoord of bijwoord〉 ervan ⇒ daarvan, erover, daarover, erop, daarop, ermee, daarmee 〈enz.〉2 〈 vervangt een zelfstandig naamwoord (zaaknaam) dat weggelaten is, of wordt gebruikt bij woorden en uitdrukkingen die hoeveelheden aangeven〉 er(van)♦voorbeelden:il prit un bâton et l'en frappa • hij pakte een stok en sloeg hem ermeeje lui en parlerai • ik zal er met hem over pratenje suis reçu au baccalauréat et j'en suis fier • ik ben voor het eindexamen (middelbare school) geslaagd en ik ben er trots opil en tirera un joli bénéfice • hij zal daar een aardig slaatje uit slaan2 combien de livres avez-vous? j'en ai plusieurs • hoeveel boeken heeft u? ik heb er verscheideneavez-vous des timbres postes? non, je n'en ai plus • heeft u ook postzegels? nee, ik heb er geen meerj'en ai • ik heb er watje n'en ai pas • ik heb er geenvoilà des fruits, prenez-en quelques-uns • hier is fruit, neem er wat van3 j'ai un coffre-fort mais j'en ai perdu la clef • ik heb een brandkast maar ik heb de sleutel ervan verloren————————en2 [ã]〈 bijwoord〉4 〈 wordt niet vertaald〉♦voorbeelden:1 elle en sort • zij komt eruit, zij komt er vandaans'en retourner • rechtsomkeert maken, teruggaanils en sont venus aux mains • ze zijn slaags geraakt————————en3 [ã]〈 voorzetsel〉1 〈 voor namen van landen, landstreken, tijd, hoedanigheid〉in ⇒ te, tijdens, per, bij 〈 blijft soms ook onvertaald〉7 aan♦voorbeelden:en mon absence • in, tijdens mijn afwezigheidteneur en alcool • alcoholgehalteen automne • in de herfstcompte en banque • bankrekeningen classe • in de klas, op schooltélévision en couleur • kleurentelevisieen croix • gekruistdocteur en droit • meester in de rechtenarbres en fleurs • bomen in bloeien France • in Frankrijken dix minutes • in tien minutenpromenade en vélo • fietstochtje, een eindje om per fietsen général • in het algemeenaller en ville • de stad ingaan, naar de stad gaanaller en voiture • per auto gaanêtre fort en mathématiques • goed in wiskunde zijnpeindre qc. en bleu • iets blauw verventraduire un texte en allemand • een tekst in het Duits vertalenil y a en lui qc. de mystérieux • hij heeft iets geheimzinnigsen moi-même, je pensais … • ik dacht bij mezelf …cela ne me concerne en rien • dat gaat mij niets aancela fait en tout deux cents francs • dat is dan in het totaal tweehonderd frankfaire les choses en grand • de zaken groots aanpakkense déguiser en arlequin • zich als clown vermommenen cercle • cirkelvormigparler en connaisseur • als een kenner pratenen ce moment • op dit ogenbliken ce monde • op deze werelden sabots • op klompenen Sicile • op Siciliëêtre en voyage • op reis zijnen arrière • naar achterenen avant • naar vorenen entrant il dit bonjour • bij het binnenkomen groette hijpauvre en matières premières • arm aan grondstoffen1. proner(van), erover, erop, etc.2. adv1) ervandaan, eruit2) daarom, erom, erdoor3) op weg3. prép1) in, te, tijdens, per, bij, naar [landen]2) als, -vormig [eigenschap]3) op [plaats, tijd]4) bij het5) tot [begin-, eindpunt]6) aan7) van [materiaal]8) over [tijd] -
5 sortir
sortir1 [sortier]〈m.〉♦voorbeelden:au sortir du lit • bij het opstaanau sortir de l'hiver • tegen het einde van de winter————————sortir2 [sortier]1 weggaan ⇒ uitgaan, naar buiten gaan, komen (uit)♦voorbeelden:les canines sont en train de sortir • de hoektanden komen dooren sortir • zich eruit reddenque va-t-il en sortir? • wat zal er uit voortkomen?〈 informeel〉 je n'en sors pas • ik kom er niet mee klaar, ik kom er niet uitsortir d' affaire, d' embarras • zich uit de moeilijkheden reddensortir d' un sujet • van een onderwerp afdwalensortir d' un mauvais pas • zich uit een hachelijke situatie reddend' où sort-il? • waar komt hij vandaan?il n'est point sorti de sa froideur • hij heeft zijn koele houding geen moment laten varensortir de la légalité • onwettig handelencela sort de ma compétence • dat valt buiten mijn bevoegdheidsortir de la vie • stervensortir de maladie • pas beter zijn van een ziektela rivière est sortie de son lit • de rivier is buiten haar oevers getredencela m'est sorti de la tête • dat is me ontschotenne pas vouloir sortir de là • ergens bij blijvensortir de table • van tafel opstaansortir de l'ordinaire • anders dan anders zijnnous sortons de l'automne • de herfst is voorbijsortir de son calme • zijn kalmte verliezensortez! • eruit!II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 buiten zetten, brengen ⇒ halen (uit)4 op de markt brengen ⇒ uitbrengen, publiceren♦voorbeelden:cela nous sortira de l'ordinaire • dat is weer eens wat anders♦voorbeelden:se sortir d' une situation • zich uit een situatie reddenv1) weggaan, uitgaan2) uitkomen, verschijnen [boek]4) uitlaten [hond]6) halen (uit)7) eruit gooien8) op de markt brengen, publiceren
См. также в других словарях:
automne — [ ɔtɔn; otɔn ] n. m. • autonne XIII e; lat. autumnus 1 ♦ Saison qui succède à l été et précède l hiver, caractérisée par le déclin des jours, la chute des feuilles (dans le climat de la zone tempérée nord : 22/23 septembre 21 décembre). Un bel… … Encyclopédie Universelle
automne — AUTOMNE. s. m. et fém. (On prononce Autonne.) Celle des quatre Saisons de l année qui est entre l Été et l Hiver. Un bel Automne. Un Automne fort sec. Une Automne froide et pluvieuse. Une Automne venteuse. Au commencement de l Automne. À la fin… … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
Automne — Gewässerkennzahl FR: H20 0400 Lage Frankreich, Region Picardie Flusssystem … Deutsch Wikipedia
automne — AUTOMNE. s. m. On prononce Autonne. Celle des quatre saisons de l année qui est entre l esté & l hyver. Un bel automne. automne froid, & pluvieux, venteux. au commencement, à la fin de l automne. l automne est une saison temperée. Quelques uns le … Dictionnaire de l'Académie française
Automne 67 — est une maison d édition de bande dessinée fondée en 1991. Destinée à ses débuts à l édition d affiches sérigraphies, elle se consacre aujourd hui à la publication de livres. Automne 67 a édité la revue de science fiction Fusée. Cette revue… … Wikipédia en Français
Automne — (spr. Otom), Bernhard, geb., 1587, Advocat am Parlamente zu Bordeaux; schrieb u.a. Censura gallica in jus civile Romanorum, Par. 1616; gab auch den Persius u. Juvenal heraus … Pierer's Universal-Lexikon
Automne — (frz., otomn) Herbst … Herders Conversations-Lexikon
Automne — Allée en automne. L automne est l une des quatre saisons des zones tempérées. Cette saison, qui se situe entre l été et l hiver, correspond aux mois de septembre, octobre , novembre et décembre dans l hémisphère nord. L automne … Wikipédia en Français
automne — (ô to n ) s. m. et f. 1° Celle des saisons de l année qui est entre l été et l hiver. Un automne chaud et sec. • Et toi, riant automne, accorde à nos désirs Ce qu on attend de toi, des biens et des plaisirs, ST LAMB. Sais. Aut.. • Dirai je… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
AUTOMNE — s. m. et f. (On prononce Autonne. ) Celle des quatre saisons de l année qui est entre l été et l hiver. Un bel automne. Un automne fort sec. Une automne froide et pluvieuse. Une automne venteuse. Au commencement de l automne. À la fin de l… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
AUTOMNE — n. m. Celle des quatre saisons de l’année qui est entre l’été et l’hiver. Un bel automne. Un automne fort sec. Un automne froid et pluvieux. Au commencement de l’automne. à la fin de l’automne. L’automne est une saison tempérée. L’automne est la… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)