-
1 big talk
-
2 arrogance
-
3 immodesty
n. onbescheidenheid; onbeleefd; arrogant[ immoddistie] 〈meervoud: immodesties〉 -
4 presumption
-
5 Marsyas
n. Marsyas, (Griekse Mythologie) Frygische fluitspeler die Apollo uitdaagde in een wedstrijd en daarbij verloor en als straf levend werd gevild voor zijn arrogantie -
6 gasconade
n. het bluffen, het pochen, het opscheppen; arrogantie, pompeusheid--------v. bluffen, pochen, opscheppen, hoog opgeven van, indruk proberen te maken -
7 haughtiness
n. trots, arrogantie -
8 hoity-toities
n. arrogantie, aanmatiging, het uit de hoogte doen -
9 loftiness
n. verhevenheid, hooghartigheid, arrogantie; trots -
10 snobbishness
n. arrogantie, trots, het snobistisch zijn -
11 snobbism
n. arrogantie, trots, het snobistisch zijn -
12 turgidity
n. gezwollenheid; arrogantie
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский