-
41 enter
enter [ãtee]〈 werkwoord〉 -
42 entretoiser
entretoiser [ãtrətwaazee]〈 werkwoord〉 〈 ambachtelijk〉 -
43 étamper
-
44 filasse
-
45 gorget
-
46 goujon
goujon [goezĵõ]〈m.〉♦voorbeelden: -
47 goupiller
goupiller [goepiejee]〈 werkwoord〉 -
48 langue-de-carpe
-
49 mandrin
-
50 mortaiser
mortaiser [mortezzee]〈 werkwoord〉 〈 ambachtelijk〉 -
51 nieller
-
52 onglet
onglet [õgle]〈m.〉♦voorbeelden: -
53 paumelle
-
54 pêne
-
55 ponçage
-
56 propulseur
propulseur [proppuulsur]〈m.〉1 voortstuwer ⇒ voortstuwingswerktuig, -mechanisme♦voorbeelden:propulseur à réaction • (stuw)straalmotor -
57 queue-d'aronde
-
58 racloir
-
59 riper
riper [riepee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
60 rochet
Страницы