-
1 'struth
-
2 God Almighty!
God Almighty!(wel) God allemachtig! -
3 Jesus (Christ)!
Jesus (Christ)!jezus!, god allemachtig! -
4 Jesus
-
5 almighty
n. de almachtige (God)[ o:lmajtie]♦voorbeelden: -
6 cor
-
7 cry
n. kreet; leus; huilen; schreeuwen, roepen--------v. roepen; huilen; schreeuwencry1[ kraj] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: cries〉1 kreet ⇒ (uit)roep, (ge)schreeuw, strijdkreet4 roep ⇒ smeekbede, appel5 leus ⇒ strijdleuze, devies, motto, slogan♦voorbeelden:→ far far/————————cry2〈 cried〉1 schreeuwen ⇒ jammeren, lamenteren♦voorbeelden:1 huilen ⇒ schreien, janken♦voorbeelden:〈 informeel〉 I'll give you something to cry about/for! • ik zal je leren huilen!cry oneself to sleep • zichzelf in slaap huilencry for something • om iets jengelen, om iets huilencry for joy • huilen van blijdschapcry over something • iets bewenencry with grief • huilen van verdriet2 cry(out) for help/mercy • om hulp/genade roepenthe fields are crying out for rain • het land schreeuwt om regencry (out) to someone • tegen iemand schreeuwen¶ cry something down • iets kleineren, iets afbreken〈 informeel〉 for crying out loud • allemachtig, in vredesnaamcry off • terugkrabbelen, er(gens) van afziencry something up • iets ophemelen/opsteken2 smeken♦voorbeelden:1 cry one's wares • zijn waren uitventen/aanprijzen -
8 for crying out loud
-
9 gawd!
gawd!god allemachtig! -
10 gawd
-
11 give me strength!
give me strength!wel, allemachtig! -
12 god
n. God, afgod; afgodsbeeld[ god]♦voorbeelden:1 in God 's name!, for God's sake! • in godsnaam!〈 informeel〉 God Almighty! • (wel) God allemachtig!God forbid • God verhoedeGod grant that • God geve datGod knows I am telling the truth • God weet dat ik de waarheid spreekGod (alone) knows where I left my wallet! • God weet/mag weten waar ik mijn portefeuille heb gelaten!play God • doen alsof je God bentthank God! • goddank!God willing • zo God het wil〈 spreekwoord〉 God helps those who help themselves • help uzelf, zo helpt u Godmy God! • mijn God!the gods • de engelenbak, het scheljeoh God! • o/och God!, och gut!→ tin tin/ -
13 gracious
adj. minzaam, hoffelijk; genadig[ greesjes] 〈 graciousness〉♦voorbeelden:good gracious! • goeie genade! -
14 like sixty
-
15 mightily
-
16 mighty
-
17 sixty
n. zestig, 60[ sikstie]♦voorbeelden:temperatures in the sixties • temperaturen boven de zestig gradenin the sixties • in de zestiger jaren -
18 strength
n. kracht; sterkte; gehalte[ streng(k)θ]2 (getal)sterkte ⇒ macht, bezetting♦voorbeelden:strength of will • wilskrachtmeasure one's strength with • zijn krachten meten metgive me strength! • wel, allemachtig!that is not his strength • dat is zijn sterkste punt nieton the strength of • op grond van, uitgaand van(bring) up to (full) strength • op (volle) sterkte (brengen), voltallig maken -
19 why
adv. waarom? om welke reden?--------conj. waarom--------interj. hee! (uitdruk van verwondering)--------n. vraagstelling; waarom; redenwhy1[ waj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————why2〈 bijwoord〉♦voorbeelden:1 why not ask him? • waarom vraag je het (hem) niet gewoon?why did you hit her? • waarom heb je haar geslagen?that may be why he didn't come • misschien is hij daarom niet gekomen————————why3♦voorbeelden:1 why, if it isn't Mr Smith • wie we daar hebben! Mr. Smith!2 three plus five? why, eight • drie plus vijf? acht natuurlijkwhy, a child could answer that • nou zeg, een kind zou dat weten -
20 Jesus Christ
n. Jesus!, God allemachtig!
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский