-
1 rub down
afwrijven, roskammen; boenen -
2 rub off
-
3 вытирать
vgener. opnemen, uitdoen, vegen, afdoen, afdrogen, afvagen, afvegen, afwissen, afwrijven, uitwrijven, wegvegen, wegwissen, wissen -
4 протирать
-
5 стирать
v1) gener. wissen, (резинкой) gummen, afdoen, raderen (резинкой), wassen (бельё), wegdoezelen, wegvagen, uitwassen (бельё), afschuren, afvagen, afvegen, afwrijven, doorlopen (íîãè), uitdoen (написанное), uitgommen (резинкой), uitslijten, uitvlakken, uitwissen, wegmaken, wegvegen, wegwissen2) liter. afslijten -
6 towel
n. handdoek--------v. afdrogentowel1[ tauəl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 handdoek♦voorbeelden:→ Turkish Turkish/————————towel2〈werkwoord; Brits-Engels towelled〉 -
7 rub hands
handen afwrijven -
8 épousseter
-
9 bouchonner
bouchonner [boesĵonnee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
10 abstreichen
abstreichen1 afstrijken ⇒ afwrijven, (af)vegen♦voorbeelden:die Füße abstreichen • zijn voeten vegen
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский