Перевод: с нидерландского на английский

с английского на нидерландский

afstaan

Толкование Перевод

1 afstaan

afstaan

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 [afstand doen van] give up ⇒ hand over 〈 afdragen〉

2 [tijdelijk geven] give up

♦voorbeelden:

1   zijn plaats afstaan 〈 bijvoorbeeld aan jongere collega〉 • step down

2   iemand zijn kamers afstaan • give someone (the use of) one's rooms

II 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 [verwijderd staan/zijn van] stand away/back from

♦voorbeelden:

1   〈 figuurlijk〉 ver afstaan van de werkelijkheid • be remote from reality

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > afstaan
2 afstaan

v. yield, relinquish, give away, forego

Holandés-inglés dicionario > afstaan
3 grond in erfpacht hebben/nemen/afstaan

grond in erfpacht hebben/nemen/afstaan

±hold/take/let land on a long lease

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > grond in erfpacht hebben/nemen/afstaan
4 iemand zijn kamers afstaan

iemand zijn kamers afstaan

give someone (the use of) one's rooms

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand zijn kamers afstaan
5 iets in vruchtgebruik afstaan aan iemand

iets in vruchtgebruik afstaan aan iemand

grant someone the usufruct of something, give something in usufruct to someone

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iets in vruchtgebruik afstaan aan iemand
6 ver afstaan van de werkelijkheid

ver afstaan van de werkelijkheid

be remote from reality

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ver afstaan van de werkelijkheid
7 zijn plaats afstaan

zijn plaats afstaan

step down

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn plaats afstaan
8 zijn plaats afstaan voor

zijn plaats afstaan voor

give one's place to

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn plaats afstaan voor
9 afstand

afstand

1 [distantie] distance (to, from) ⇒ 〈 tussenruimte ook〉 interval

2 [het afstaan/opgeven] renunciation

♦voorbeelden:

1   een afstand afleggen • cover a distance

     afstand houden/bewaren • keep one's distance; 〈 figuurlijk ook〉 keep aloof

     〈 figuurlijk〉 afstand nemen van een onderwerp • distance oneself from a subject

     op een afstand • at a distance; 〈 figuurlijk〉 distant, aloof

     iemand op een afstand houden • 〈 figuurlijk ook〉 keep someone at arm's length

     erg op een afstand zijn tegen iemand • be very standoffish to someone

2   afstand doen van • renounce, disclaim

     afstand doen van de troon • abdicate, renounce the throne

     afstand doen van zijn bezit/vrijheid • part with one's possessions, give up one's freedom

     afstand doen van een kind ten gunste van de vader • cede a baby to the father

     hij heeft afstand gedaan van al zijn rechten • he has relinquished/ 〈 schriftelijk〉 signed away all his rights

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > afstand
10 erfpacht

erfpacht

1 [gebruik van grond] ±long lease

2 [vast geldbedrag] ground rent ⇒ rent charge

3 [bij overlijden voortdurende pacht] hereditary tenure

♦voorbeelden:

1 grond in erfpacht hebben/nemen/afstaan • ±hold/take/let land on a long lease

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > erfpacht
11 inbrengen

inbrengen

1 [naar binnen brengen] bring in(to) ⇒ insert 〈 thermometer, muntstuk〉, inject 〈 inspuiten〉

2 [voorstellen] contribute

3 [aanvoeren] bring (forward)

4 [afstaan voor de handelszaak; meebrengen in een huwelijk] bring in ⇒ contribute

♦voorbeelden:

1   het inbrengen van een spiraaltje • the insertion of an IUD

2   een alternatief inbrengen • suggest an alternative

     heel wat in te brengen hebben • 〈 veel invloed〉 pull considerable weight; 〈 veel suggesties〉 have a good deal to contribute

     niets in te brengen hebben • 〈 geen invloed〉 have no say; 〈 geen suggesties〉 have nothing to contribute

3   bezwaren inbrengen tegen • raise objections to

     wat hebt u tegen die beschuldiging in te brengen? • what do you have to say to these charges?

     daar is/valt niets tegen in te brengen • there is nothing to be said against this

     daar is veel tegen in te brengen • that is open to many objections

4   kapitaal inbrengen in een zaak • put capital into a business

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > inbrengen
12 plaats

plaats

1 [punt/gebied op aarde/in de ruimte] place

2 [plek op een oppervlak] place

3 [punt waar iemand/iets zich bevindt] place ⇒ position, site 〈 voornamelijk van gebouw〉

4 [ingenomen/nodige ruimte] room ⇒ space, 〈 zitplaats〉 seat

5 [juiste plek/ruimte] place

6 [stad] town

7 [zit/staan/ligplaats] place ⇒ 〈 zitplaats ook〉 seat, 〈 ligplaats ook〉 berth

8 [ter aanduiding van de rangorde] place ⇒ position

9 [functie] place ⇒ position

10 [open stuk grond] yard ⇒ 〈 binnenhof〉 court(yard)

11 [plein] square ⇒ 〈 markt〉 marketplace

12 [passage in een boek] place

13 [landgoed] place in the country

♦voorbeelden:

1   de plaats van bestemming • the destination

     plaats en datum • time and place

     de plaats van handeling • the scene of the action

     een plaatsje onder de zon • a place in the sun

     je kunt niet op twee plaatsen tegelijk zijn • one can't be in two places at once

3   op de plaats rust • (stand) at ease

     de vaas stond niet op haar plaats • the vase was not in its usual place

     ter plaatse • on the spot/ 〈 bij rampen〉 scene

     van plaats veranderen • change one's place

4   een grote/belangrijke plaats innemen (in/op) • occupy a major/an important place (in)

     zijn plaats afstaan voor • give one's place to

     plaats bieden aan (30 mensen) • accommodate (30 people); 〈 om te zitten〉 seat (30 people)

     is hier nog plaats? • 〈in trein/bioscoop enz.〉 is there a seat free?; 〈 op boot〉 is there a berth free?

     er is geen plaats meer 〈 in auto, trein e.d.〉 • there's no more room

     plaats maken (voor iemand) • make room (for someone)

     een plaats openlaten (voor) • keep a space (free) (for)

     zich een plaats veroveren als • establish oneself as

5   zijn plaats gevonden hebben • have found one's niche

     zijn plaats niet weten • not know one's place

     zich ergens op z'n plaats voelen • feel one belongs somewhere

     op uw plaatsen! klaar, af • on your marks, get set, go

     iemand op z'n plaats zetten • put someone in his place; 〈 figuurlijk〉 take someone down a peg or two, put someone in his/her proper place

     niet op zijn plaats zijn 〈van opmerking e.d.〉 • be out of place, be uncalled for

     op zijn plaats zijn 〈van een verontschuldiging e.d.〉 • be called for

6   een grote plaats • a large town

7   een plaats bespreken • reserve a seat

     neemt u a.u.b. plaats • please take your seats

     iemand naar zijn plaats brengen • show someone to his place

     tot de laatste plaats bezet • filled to capacity

8   in/op de eerste plaats • in the first place

     〈 figuurlijk〉 op de eerste plaats komen • come first, take first place

     〈 sport〉 op de eerste plaats eindigen • be (placed) first

9   de juiste man op de juiste plaats • the right man in the right place

     iemands plaats innemen • take someone's place; 〈 tijdelijk ook〉 stand in for someone

¶   voor iets/iemand in de plaats komen • take something/someone's place, replace something/someone

     in plaats van • instead of

     stel je(zelf) in mijn plaats • put yourself in my place

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > plaats
13 vruchtgebruik

vruchtgebruik

〈 juridisch〉

1 usufruct

♦voorbeelden:

1 er is een recht van vruchtgebruik gevestigd op de aandelen • a right of usufruct/a usufructuary right has been attached to the shares

iets in vruchtgebruik afstaan aan iemand • grant someone the usufruct of something, give something in usufruct to someone

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > vruchtgebruik

См. также в других словарях:

afstaan — Hamburg • abgestanden … Plattdeutsch-Hochdeutsch

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с нидерландского на английский

afstaan

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с нидерландского на английский

afstaan

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: