-
1 afdragen
1 [naar beneden brengen] carry down2 [door dragen afslijten] wear out3 [overdragen] make over, transfer, hand over, turn over♦voorbeelden: -
2 afdragen
v. wear out, wear down, wear away; transfer -
3 geld afdragen
geld afdragen -
4 wij moesten hem de trap afdragen
wij moesten hem de trap afdragenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > wij moesten hem de trap afdragen
-
5 afstaan
2 [tijdelijk geven] give up♦voorbeelden:1 [verwijderd staan/zijn van] stand away/back from♦voorbeelden: -
6 storting
3 [neergeworpen hoeveelheid] dump♦voorbeelden:1 het bedrag is te voldoen door storting of overschrijving • payments may be made by deposit or transfereen storting van tien gulden • a ten-guilder deposit -
7 uitkeren
1 pay (out) ⇒ remit 〈 in het bijzonder via post〉, 〈 afdragen〉 make over, 〈 winst, dividend ook〉 distribute♦voorbeelden:1 maandelijks wordt een vast bedrag uitgekeerd • a fixed amount will be paid (out)/remitted each monthniet uitgekeerde winst • retained profits
См. также в других словарях:
afdrage — af|dra|ge vb., r, afdrog, afdraget (foran fælleskønsord afdragen el. afdraget), afdragne (jf. §31 34); en afdragen el. afdraget gæld; et afdraget beløb; afdragne lån … Dansk ordbog