-
1 relais
relais [rəle]〈m.〉3 etappe♦voorbeelden:prendre le relais de qn. • het van iemand overnemen, iemand aflossen→ courserelais hertzien • straalzender, hertzrelaism1) aflossing2) relais4) bemiddelaar -
2 règlement
règlement [regləmã]〈m.〉2 verordening ⇒ voorschrift, bepaling, besluit4 betaling ⇒ afwikkeling, aflossing5 vaststelling ⇒ bepaling, bezegeling♦voorbeelden:règlement de police • politieverordeningm1) regeling2) bepaling, voorschrift3) reglement4) betaling -
3 relève
relevé1 [rəlvee]〈m.〉♦voorbeelden:faire le relevé d'un compteur • de meter opnemen————————relevé2 [rəlvee]1 omgeslagen ⇒ opgerold, opgestokenf -
4 remboursement
-
5 amortissement
amortissement [aamortiesmã]〈m.〉♦voorbeelden: -
6 rachat
rachat [raasĵaa]〈m.〉
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский