-
1 afleren
♦voorbeelden:1 het stotteren/roken afleren • overcome one's stammer, stop smoking -
2 afleren
v. unlearn; correct a bad habit -
3 die kuren moet je maar afleren!
die kuren moet je maar afleren!you'd better stop those tricks right now!Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > die kuren moet je maar afleren!
-
4 een gewoonte afleren
een gewoonte aflerenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een gewoonte afleren
-
5 het stotteren/roken afleren
het stotteren/roken aflerenovercome one's stammer, stop smokingVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het stotteren/roken afleren
-
6 ik zal je dat liegen wel afleren
ik zal je dat liegen wel aflerenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ik zal je dat liegen wel afleren
-
7 gewoonte
♦voorbeelden:1 het is niet de gewoonte te … • it is not customary to …dat is anders mijn gewoonte niet • I don't usually do thateen gewoonte maken van • make a habit oftegen zijn gewoonte • contrary to his habit/usual practicehij doet het uit (louter) gewoonte • he does it out of (sheer) habit3 een goede/lastige gewoonte • a good/bad habitde gewoonte aannemen iedereen Sir te noemen • 〈 bewust〉 get into/; 〈 onbewust〉 fall into the habit of calling everyone Sireen gewoonte afleren • break (oneself of) a habithij heeft de gewoonte om • he has a habit/way of -
8 kuren
См. также в других словарях:
afleren — Hamburg • abgewöhnen … Plattdeutsch-Hochdeutsch