-
1 buy off
afkopen, omkopenbuy offafkopen, omkopen -
2 выкупать
afkopen, afbetalen, terugkopen -
3 выкупить
afkopen, afbetalen, terugkopen -
4 выкупать
afkopen, afbetalen, terugkopen -
5 выкупить
afkopen, afbetalen, terugkopen -
6 commute
v. pendelen, forenzen (naar werk); vervangen[ kəmjoe:t]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verlichten ⇒ verminderen, omzetten2 veranderen ⇒ omzetten, afkopen♦voorbeelden:1 commute a sentence from death to life imprisonment • een vonnis van doodstraf in levenslang omzetten2 commute an insurance policy into/for a lump sum • een verzekeringspolis afkopen voor een uitkering ineens -
7 pay off
v. een schuld voluit aflossen; wraak nemen op; iemand betalen die invloed kan uitoefenen om een gunst te verkrijgen, afkopenpay offII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 (af)betalen ⇒ vereffenen, aflossen -
8 surrender
n. overgave--------v. onderwerpen; opgeven; overgeven; uitleveren; verlossensurrender1[ sərendə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 overgave————————surrender2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 overgeven ⇒ uitleveren; afstaan, afstand doen van♦voorbeelden: -
9 acheter
acheter [aasĵtee]♦voorbeelden:acheter cher son bonheur • zijn geluk niet cadeau krijgenacheter qc. à qn. • iets van, voor iemand kopenacheter sa liberté par de lourds sacrifices • zijn vrijheid met zware offers bekopen1. v1) kopen, aanschaffen2) omkopen, afkopen2. s'acheterv2) te koop zijn -
10 racheter
racheter [raasĵtee]2 afkopen5 weer goedmaken ⇒ boeten, uitdagen♦voorbeelden:1 het weer goedmaken ⇒ zich rehabiliteren, zijn goede naam terugkrijgen, vergoeden 〈 gebrek, tekortkoming〉v1) terugkopen2) afkopen3) vrijkopen4) verlossen5) weer goedmaken, compenseren6) corrigeren -
11 выкупать
vgener. lossen, rantsoeneren, afkopen, inlossen, loskopen, uitkopen, vrijkopen -
12 давать взятку
vgener. afkopen -
13 откупать
vgener. afkopen -
14 подкупать
vgener. smeren, afkopen, kopen, omkopen -
15 покупать
vgener. aanschaffen, afkopen, afnemen, aankopen, betrekken (товары), inkopen, kopen, overnemen (из вторых рук) -
16 скупать
vgener. aankopen, afkopen, opkopen -
17 buy
n. koop; "koopje"--------v. kopen; aanschaffenbuy1[ baj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 aankoop ⇒ aanschaf, koop————————buy21 (aan/in/op)kopen ⇒ aanschaffen♦voorbeelden:the dollar doesn't buy what it used to • de dollar is ook niet meer (waard) wat ie waspeace was dearly bought • de vrede werd duur betaaldbuy time • tijd winnenbuy back • terugkopenbuy off • afkopen, omkopenbuy out • los/uit/vrijkopen; opkopen, (in zijn geheel) overnemenbuy up • opkopen, overnemen→ buy in buy in/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:I'll buy it/that • dat neem ik aan, dat kan ik accepteren -
18 commutation
n. omzetting; afkoopsom; pendelen[ komjoeteesjn] -
19 commute an insurance policy into/for a lump sum
commute an insurance policy into/for a lump sumEnglish-Dutch dictionary > commute an insurance policy into/for a lump sum
-
20 redeem
v. bevrijden; loskopen; redden; bestaan, vervullen, handhaven; verzoenen[ riddie:m]2 vervullen ⇒ nakomen, inlossen♦voorbeelden:redeem a pawned ring • een verpande ring inlossen4 a redeem ing feature • een verzoenende trek/eigenschap
Страницы
- 1
- 2