-
1 сойти
naar beneden gaan, afgaan, aan land gaan ; weggaan ; afgaan, afbladderen -
2 сходить
naar beneden gaan, afgaan, aan land gaan ; weggaan ; afgaan, afbladderen ; gaan -
3 стремиться
streven, trachten ; afgaan -
4 бросать школу
vgener. van school afgaan -
5 бросить жену
vgener. van zijn vrouw afgaan -
6 выстрелить
vgener. afgaan (о ружье), afschieten, aftrekken (из ружья), losgaan, afvuren, losbranden -
7 выходить
vgener. afgaan (в значении "получаться", "удаваться"), (каким-то образом) neerkomen, uitkijken (куда-л., об окнах, о комнате и т.п.; op), uitkomen, uitlopen, uitmonden (об улице), uitstappen, uittreden, uitzien (op-куда-л.; об окнах, доме и т.п.), voortspruiten, zien, gaan, uitgaan -
8 направляться
v1) gener. aanstevenen (op- â, ê), afgaan (op-ê), afstevenen (op-ê, â), aftrekken (op-â, ê), aanzeilen (op- â), afkomen (op-ê), de steven wenden2) navy. stevenen, aanhouden, koersen -
9 отделяться
vgener. afgaan, scheiden, zich afscheiden, zich afzonderen -
10 отлетать
vgener. afgaan (о пуговице и т.п.) -
11 отставать
v1) gener. achterblijven, nalopen, achtergaan, achterlopen, achteropraken, achterstaan, afgaan (от чего-л.), losweken, ten achter zijn, terugblijven2) liter. met de trekschuit komen, teruggaan -
12 отходить
v1) gener. (от чего-л.) te boven komen, aftreden, ebben (о море во время отлива), afgaan (van-от), op zijde gaan (в сторону), opstomen (о пароходе, поезде), terugwijken, vertrekken, weggaan (о поезде)3) liter. (от чего-л.) verwerken, afvloeien -
13 получаться
vgener. afgaan ('Ik vind het leuk om te doen en het gaat me makkelijk af.- Ìíå éòî äåôî íðàâèòñà è ó ìåíà ôåãêî ïîôó÷àåòñà.'; 'Laatst moest ik een typetje doen voor 'Spuiten en slikken' en dat ging me slecht), lukken, neerkomen -
14 постепенно исчезать
Russisch-Nederlands Universal Dictionary > постепенно исчезать
-
15 проходить
v1) gener. afgaan (о лихорадке), doorgaan (по улице, по коридору), doorkomen, doorlopen, doortrekken, heengaan (о времени), omgaan, omlopen, overdrijven, overgaan, overwaaien (о неприятностях и т.п.), passeren, uitlopen, vergaan (о времени), verlopen (о периоде времени), verstrijken, voorbijgaan (ìèìî), wegtrekken, lopen (h, z), opstomen, overtrekken, voorbijlopen (ìèìî) -
16 проходить до конца
vgener. afgaanRussisch-Nederlands Universal Dictionary > проходить до конца
-
17 проходить по очереди
vgener. bij de rij afgaanRussisch-Nederlands Universal Dictionary > проходить по очереди
-
18 расходоваться
vgener. afgaan -
19 спускаться
vgener. afdalen, aftreden, aftrekken, afwandelen, afzakken, dalen, neerstrijken, zakken, afgaan, afhellen, afklimmen, aflopen, afstijgen, afstromen, afzijgen, ladderen (о петлях на чулках), naar beneden komen, neerdalen, neergaan, neerkomen, zich laten zakken, zinken -
20 стремительно идти к своей цели
Russisch-Nederlands Universal Dictionary > стремительно идти к своей цели
- 1
- 2