-
1 désarmer
désarmer [deezaarmee]2 schepen opleggen ⇒ schepen afdanken, onttakelen, aftuigen3 tot bedaren komen ⇒ tot rust komen, kalmer worden4 aflaten ⇒ opgeven, ophoudenII 〈 overgankelijk werkwoord〉4 ontwapenen ⇒ vermurwen, vertederen, ontroeren♦voorbeelden:v1) ontwapenen2) afdanken [schip]4) aflaten5) demonteren6) ontladen [wapen]7) ontroeren -
2 larguer
-
3 réformer
reformer [rəformee]1 zich weer, opnieuw vormenv1) hervormen, verbeteren2) afschaffen3) vernietigen [vonnis]4) afdanken [materiaal] -
4 mettre au rancart
mettre au rancartop de vuilnisbelt gooien, afdanken -
5 rancart
rancart [rãkaar]〈m.〉 〈 informeel〉♦voorbeelden:¶ mettre au rancart • op de vuilnisbelt gooien, afdanken
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский