-
1 to crumble off
afbrokkelen -
2 chip
n. fiche; schilfer; gebakken--------v. afsplinteren, afbrokkelen; afkappen; beeldhoudenchip1[ tsjip] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 schilfertje ⇒ splinter(tje), scherf♦voorbeelden:〈 informeel〉 when the chips are down • als het erop aankomt, als het menens wordt¶ have a chip on one's shoulder • prikkelbaar zijn, lichtgeraakt zijn〈 slang〉 in the chip • rijk, welvarend————————chip21 afsplinteren ⇒ afbrokkelen, schilferen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (af)kappen ⇒ afsnijden, afbikken; onderbreken, in de rede vallen♦voorbeelden:1 chip off • afbikken, afbreken -
3 crumble
v. kruimelen; verkruimelencrumble1————————crumble21 ten onder gaan ⇒ vergaan, vervallen, afbrokkelen♦voorbeelden:crumbling walls • bouwvallige muren1 (ver)kruimelen ⇒ (af/ver)brokkelen -
4 crumble away
crumble awayafbrokkelen; ver/wegschrompelen -
5 erosion
n. (het) knagen, (het) afbrokkelen; (het) beëindigen; erosie[ irroozjn]
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский