-
1 Dampf ablassen
-
2 Dampf
〈m.; Dampf(e)s, Dämpfe〉♦voorbeelden:Dampf draufhaben • 〈 (a) informeel〉 snel rijden; 〈 (b) informeel; figuurlijk〉 veel temperament hebbenunter Dampf stehen • klaar om te vertrekken -
3 abblasen
abblasen♦voorbeelden: -
4 ablassen
ablassenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉4 (over)laten ⇒ verkopen, overdoen♦voorbeelden:4 jemandem eine Ware billig ablassen • iemand een waar goedkoop laten, verkopen
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский