-
1 afbinden
-
2 afbinden
-
3 afbinden
развязывать; отвязывать; перевязывать; накладывать лигатуру* * *гл.1) общ. развязывать, отвязывать2) мед. перевязывать, накладывать лигатуру -
4 afbinden
v. untie, loosen; tie, bind; castrate (Zoology) -
5 afbinden
• to bind• to cure• to harden• to set -
6 afbinden
lösa -
7 afbinden
détacher -
8 de schaatsen afbinden
de schaatsen afbinden -
9 de schaatsen afbinden
de schaatsen afbindenuntie/undo one's skatesVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de schaatsen afbinden
-
10 een wrat afbinden
een wrat afbindenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een wrat afbinden
-
11 to bind
afbindenbindenklevenvastlopen -
12 to cure
afbindenbakkenhardenuithardenverharden -
13 to harden
afbindenhardenuithardenverharden -
14 to set
afbindenafregelenafstelleninstellenregelenschrankenstellentoekennenuithardenvaststellenverhardenzetten -
15 накладывать лигатуру
vmed. afbindenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > накладывать лигатуру
-
16 отвязывать
vgener. afbinden, losbinden -
17 перевязывать
-
18 развязывать
vgener. afbinden, losdoen, loskrijgen, loslaten, losmaken, ontbinden, ontketenen (войну), ontknopen, losbinden -
19 ligate
v. verbinden, afbinden -
20 garrotter
- 1
- 2