Перевод: с английского на нидерландский

с нидерландского на английский

С нидерландского на:
Английский
С английского на:
Нидерландский

aderlaten

Толкование Перевод

1 let blood

aderlaten

let blood

aderlaten

English-Dutch dictionary > let blood
2 blood

n. bloed; vijandschap, haat
--------
v. aderlaten

blood¹

[ blud] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 bloed

2 temperament ⇒ aard, hartstocht

3 bloedverwantschap ⇒ afstamming, afkomst

♦voorbeelden:

1   circulation of the blood • bloedsomloop

     have blood on one's hands • bloed aan zijn handen hebben kleven

     in cold blood • in koelen bloede

     infuse new blood into a firm • een firma nieuw leven inblazen

     get someone's blood up • iemand razend maken

     it makes your blood boil • het maakt je razend

     let blood • aderlaten

     needless shedding of blood • nodeloos bloedvergieten

     be out for someone's blood • iemands bloed willen zien

3   blue blood • blauw bloed

     of the blood (royal) • van adellijken/koninklijken bloede/huize

     bring in fresh blood • vreemd/vers bloed inbrengen

     be/run in one's blood • in het bloed zitten

     〈 spreekwoord〉 blood is thicker than water • het hemd is nader dan de rok

¶ taste blood • succes proeven/ruiken

     〈 spreekwoord〉 you cannot get blood out of a stone • men kan van een kikker geen veren plukken

→ bad bad/, cold cold/

————————

blood²

〈 werkwoord〉

1 de vuurdoop laten ondergaan ⇒ laten kennismaken met, inwijden

English-Dutch dictionary > blood
3 bleed

v. bloeden, bloed verliezen; laten bloeden; geld afpersen

bleed

[ blie:d] 〈 bled, bled [ bled]〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 bloeden ⇒ bloed verliezen

2 uitvloeien ⇒ uitlopen, doorlopen 〈 van kleurstof〉

3 (vloeistof) afgeven ⇒ bloeden, afscheiden 〈 bijvoorbeeld van plant〉

4 uitgezogen worden ⇒ bloeden, afgezet worden

♦voorbeelden:

1   my heart bleeds • 〈 figuurlijk〉 ik ben erg verdrietig; 〈 ironisch〉oh jee, wat heb ik een medelijden

     he was bleeding at the nose • hij had een bloedneus

     〈 figuurlijk〉 her heart bleeds for the poor • ze heeft diep medelijden met de armen

     bleed to death • doodbloeden

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 doen bloeden ⇒ bloed afnemen van, aderlaten

2 uitzuigen ⇒ laten bloeden/boeten

3 onttrekken 〈 bijvoorbeeld vloeistof〉

♦voorbeelden:

2   〈 informeel〉 bleed someone dry • iemand helemaal uitknijpen, iemand uitkleden

English-Dutch dictionary > bleed
4 cup

n. glas, beker, kelk, bokaal; lot
--------
v. in een beker doen

cup¹

[ kup] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 kop(je) ⇒ mok, beker

2 〈 culinaria〉 kop(je) 〈niet-officiële inhoudsmaat; UK 284 ml; USA 236 ml〉

3 〈vaak the; sport〉 (wissel)beker ⇒ cup, bokaal

4 cup 〈 van beha〉

5 〈 religie〉 (mis)kelk ⇒ (Avondmaals)beker 〈 ook de inhoud〉

6 (lijdens)kelk ⇒ lot, wedervaren

♦voorbeelden:

1   cup and saucer • kop en schotel

¶ between cup and lip • op de valreep

     my cup of tea • (echt) iets voor mij

————————

cup²

〈werkwoord; cupped〉

1 tot een kom vormen 〈 voornamelijk de handen〉

2 〈 geschiedenis, medicijnen, geneeskunde〉 koppen ⇒ aderlaten (door middel van laatkoppen)

♦voorbeelden:

1   with one's chin cupped in one's hand • met de hand onder de kin

     cup one's hands round something • zijn handen ergens (beschermend/als een kom) omheen leggen

English-Dutch dictionary > cup
5 cupping

n. vastzuigen van laatkoppen

cupping

[ kupping] 〈 geschiedenis, medicijnen, geneeskunde〉

1 het koppen ⇒ het aderlaten met een laatkop

English-Dutch dictionary > cupping
6 leech

n. bloedzuiger; parasiet, iemand die parasiteert; dokter (slang)
--------
v. aderlaten met bloedzuigers, bloedzuigers aanleggen/zetten; genezen/helen

leech

[ lie:tsj]

1 bloedzuiger ⇒ 〈 figuurlijk〉 uitzuiger, parasiet

2 〈 verouderd of schertsend〉 dokter ⇒ pil

♦voorbeelden:

¶ cling/stick like a leech (to) • niet weg te branden/slaan zijn (bij)

English-Dutch dictionary > leech
7 let

n. verhindering; huren; verhuren; "terugkomen" (bij tennis)
--------
v. laten; de mogelijkheid geven; geven; verhuren; laten liggen; ontdekken

let¹

[ let]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 〈 sport, in het bijzonder tennis〉 let(bal) ⇒ overgespeeld(e) bal/punt

2 〈 Brits-Engels〉 huur ⇒ het huren 〈 van woning〉

3 〈 Brits-Engels〉 verhuur ⇒ het verhuren 〈 van woning〉

4 〈 Brits-Engels〉 huurwoning

5 〈Brits-Engels; informeel〉 huurder

II 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 beletsel ⇒ belemmering

♦voorbeelden:

1   〈 juridisch〉 without let or hindrance • vrijelijk, zonder (enig) beletsel

————————

let²

〈 let, let〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 verhuurd worden

2 uitbesteed worden

♦voorbeelden:

¶ 〈 informeel〉 let on (about/that) • verklappen, doorvertellen (dat)

     〈 informeel〉 let on (that) • net doen (alsof)

→ let off let off/, let out let out/, let up let up/

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 laten ⇒ toestaan

2 〈 voornamelijk gebiedende wijs〉 laten

3 laten ontsnappen ⇒ bevrijden, loslaten

4 〈gebiedende wijs; wiskunde〉 stellen ⇒ geven

5 〈 voornamelijk Brits-Engels〉 verhuren ⇒ in huur geven

6 aanbesteden

♦voorbeelden:

1   she wants to, but her mother won't let her • ze wil wel, maar ze mag niet van haar moeder

     let someone go • iemand laten gaan

     let me have that • geef (maar/eens) hier

     let something be known • iets laten weten

     please, let me buy this round • laat mij nu toch dit rondje aanbieden

2   let there be light • er zij licht

     let there be no mistake about my opinion • laat er over mijn mening geen misverstand bestaan

     let me hear/know • hou me op de hoogte

     let me see • eens kijken

     let's face it • laten we wel wezen

     let's not/ 〈 Brits-Engels ook〉 don't let's do it • laten we het niet doen

3   let blood • aderlaten

4   let x be y/z • stel x is y/z, gegeven x is y/z

¶ let someone be • iemand met rust laten

     let something be • iets laten rusten

     let drop/fall • (zich) laten (ont)vallen

     let fly (at) • uithalen (naar)

     let someone get on with it • iemand zijn gang laten gaan

     let go (of) • loslaten; uit zijn hoofd zetten; ophouden (over)

     let oneself go • zich laten gaan

     〈 informeel〉 let it go at that • het ergens bij laten; ergens over ophouden; iets wel geloven

     〈 slang〉 let it all hang out • alle remmingen opzij zetten; de hele waarheid zeggen

     let someone have it • iemand de volle laag/ervan langs geven

     let pass • laten lopen, onweersproken laten

     let something ride • iets op zijn beloop laten

     let slip • laten uitlekken; missen, voorbij laten gaan 〈 kans〉

     let someone stew • iemand in zijn eigen sop laten gaarkoken

     let through • laten passeren, doorlaten

     let into • binnenlaten in, toelaten tot; in vertrouwen nemen over, vertellen

→ let down let down/, let in let in/, let off let off/, let out let out/

English-Dutch dictionary > let

См. также в других словарях:

Ankommen — 1. Auf uns kommt es an, ob wir so oder so sein wollen. 2. Es kommt nicht darauf an, wie vielen, sondern was für Leuten man gefällt. Lat.: Non quam multis placeas, sed quibus, stude. 3. Was sauer ankommt, das ist lieb. 4. Wenn s oukummt ufs G wiss … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Vergehen (Verb.) — 1. Alles vergeht, der Glaube besteht. 2. Alles vergeht, die Kunst besteht. Lat.: Nil non mortale tenemus pectoris exceptis ingeniique bonis. (Seybold, 355.) 3. Alles vergeht, Gottes Liebe besteht. Frz.: Tout se passe fors que aymer Dieu. (Leroux … Deutsches Sprichwörter-Lexikon

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

aderlaten

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

aderlaten

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: