-
1 anheizen
anheizen1 aansteken, aanmaken, opstoken♦voorbeelden:1 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉 noch nicht angeheizt haben • de kachel nog niet aangestoken hebben -
2 anblasen
anblasen♦voorbeelden: -
3 anfachen
-
4 anschüren
anschüren -
5 auffrischen
auffrischenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben/sein〉1 aanwakkeren, toenemen♦voorbeelden:1 ein auffrischender Wind • een aanwakkerende, toenemende windII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 die Farben eines Gemäldes auffrischen • de kleuren van een schilderij opfrissen, ophalensich auffrischen • zich verfrissen -
6 befeuern
befeuern3 〈formeel; figuurlijk〉aanvuren, aanwakkeren -
7 das Interesse anheizen
-
8 prickeln
prickeln♦voorbeelden:1 die Fingerspitzen prickeln mir • mijn vingertoppen tintelen, jeukenes prickelt mir unter der Haut • ik voel een onderhuidse prikkeling -
9 schüren
-
10 stacheln
-
11 stechen
stechen2 (in-, uit)klokken 〈 op prikklok〉♦voorbeelden:in See stechen • in zee steken, het ruime sop kiezenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 slachten, steken♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 was hat dich gestochen? • wat mankeert je?sich an den Dornen stechen • door de doorns gestoken, geprikt worden4 wie gestochen schreiben • als gegraveerd, zeer mooi schrijven
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский