-
1 reizen
reizen♦voorbeelden: -
2 aufreizen
-
3 prickeln
prickeln♦voorbeelden:1 die Fingerspitzen prickeln mir • mijn vingertoppen tintelen, jeukenes prickelt mir unter der Haut • ik voel een onderhuidse prikkeling -
4 anreizen
anreizen♦voorbeelden: -
5 anstacheln
anstacheln1 aansporen, prikkelen -
6 anstoßen
anstoßen♦voorbeelden:mit dem Kopf an einen Stein anstoßen • met zijn hoofd tegen een steen stoten3 bei jemandem anstoßen • iemand ergeren, prikkelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
7 aufpeitschen
-
8 aufputschen
-
9 bei jemandem anstoßen
bei jemandem anstoßeniemand ergeren, prikkelen -
10 erhitzen
erhitzen1 heet maken, verhitten2 〈 figuurlijk〉verhitten, sterk prikkelen1 heet worden, verhit raken2 〈 figuurlijk〉zich opwinden, verhit raken -
11 erregen
erregen2 veroorzaken, (ver)wekken♦voorbeelden:Aufsehen erregen • opzien barenNeugierde erregen • nieuwsgierigheid opwekkenStaunen erregen • verbazing wekken -
12 kitzeln
kitzeln2 〈 figuurlijk〉kittelen, prikkelen♦voorbeelden:II 〈 onpersoonlijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
13 kratzen
kratzen2 krassen, schuren, schrapen 〈 van geluid〉3 schuren, prikkelen ⇒ jeuken, kriebelen♦voorbeelden:der Wein kratzt im Hals • de wijn prikkelt in de keelII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:〈sport en spel; informeel〉 den Ball noch gerade von der Linie kratzen • de bal nog net voor de lijn weggrissen -
14 stacheln
-
15 stechen
stechen2 (in-, uit)klokken 〈 op prikklok〉♦voorbeelden:in See stechen • in zee steken, het ruime sop kiezenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 slachten, steken♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 was hat dich gestochen? • wat mankeert je?sich an den Dornen stechen • door de doorns gestoken, geprikt worden4 wie gestochen schreiben • als gegraveerd, zeer mooi schrijven -
16 stimulieren
stimulieren
См. также в других словарях:
prickeln — Vsw std. (18. Jh.) Stammwort. Aus dem Niederdeutschen übernommen. Die hd. Entsprechung pfrecken begegnet vereinzelt im 15. Jh. mndl. prikkelen, diminutiv zu prikken stechen oder denominativ zu prikkel Stachel, Reiz . Mit kk auch mndd. pricken… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
prickeln — prickeln: Das im 18. Jh. aus dem Niederd. in die hochd. Schriftsprache übernommene Verb geht auf mnd. prickeln zurück, das zu mnd. pricken »stechen«, prick »Spitze; Stachel« gehört. Damit verwandt sind im germ. Sprachbereich niederl. prik… … Das Herkunftswörterbuch