-
1 aanvliegen
1 [aanvallen] se jeter sur2 [luchtvaart] transporter par avion3 [luchtvaart] s'approcher de♦voorbeelden:1 [in een richting vliegen] se précipiter (vers)2 [snel ontbranden] s'enflammer tout à coup♦voorbeelden:woedend vloog hij op mij aan • il me sauta dessus, furieuxtegen iets aanvliegen • entrer en collision avec qc. -
2 de ziekenauto kwam aanvliegen, aangevlogen
de ziekenauto kwam aanvliegen, aangevlogenDeens-Russisch woordenboek > de ziekenauto kwam aanvliegen, aangevlogen
-
3 tegen iets aanvliegen
tegen iets aanvliegenentrer en collision avec qc.
Перевод: с нидерландского на французский
с французского на нидерландский- С французского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Русский
- Французский
- Шведский