-
1 number
n. nummer; cijfer, getal--------v. tellen; rekenennumber1[ numbə]1 getal2 aantal3 nummer♦voorbeelden:in number • in aantal, in getalnumbers of cats • een heleboel kattento the number of (twenty) • ten getale van (twintig), (twintig) in getalany number of • ontelbaar veelnumber one • de eerste, (nummer) een; 〈 slang〉 best; 〈kindertaal; eufemistisch〉plasje, kleine boodschapalways think of number one • altijd alleen maar aan zichzelf denkenmy number one problem • mijn grootste probleemIII 〈meervoud; in betekenis 0.3 werkwoord ook enkelvoud〉♦voorbeelden:2 be good/bad at numbers • goed/slecht zijn in rekenen————————number21 tellen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
2 aggregate
adj. totaal, aggregaat--------n. totaal; massa; mengsel, mengeling--------v. verenigen, in totaal bedragenaggregate1[ ægrigət] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 totaal♦voorbeelden:1 in (the) aggregate • alles bij elkaar genomen, opgeteld————————aggregate21 totaal♦voorbeelden:〈 economie〉 aggregate demand • gezamenlijke/totale vraag————————aggregate3[ ægrigeet] 〈werkwoord; zelfstandig naamwoord: aggregation〉 -
3 in large quantities
in large quantitiesin grote aantallen/hoeveelheden -
4 quantity
n. hoeveelheid; maat; grote hoeveelheid; grootte[ kwontətie] 〈meervoud: quantities〉1 hoeveelheid/aantal ⇒ som, portie3 kwantiteit ⇒ hoeveelheid, omvang♦voorbeelden:1 in large quantities • in grote aantallen/hoeveelheden2 a negligible quantity • een te verwaarlozen hoeveelheid; een persoon/zaak waarmee geen rekening gehouden hoeft te wordenan unknown quantity • een onbekende (grootheid); een nog niet doorgronde/berekenbare persoon→ quality quality/
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский