-
1 aansteken
-
2 aansteken
♦voorbeelden:een kaars aansteken • light a candlede ene sigaret met de andere aansteken • light one cigarette from another -
3 aansteken
приколоть к; наткнуть, насадить на надеть; зажечь; разжечь; растопить, затопить; закурить; заразить; начать; почать; прикалывать; накалывать; насаживать; зажигать; поджигать; закуривать; начинать; заражать* * **1) прикалывать ( к чему); насаживать ( па вертел)2) зажигатьeen sigaret áansteken — закуривать сигарету
3) geneesk. заражать ( чем)* * *гл.общ. зажигать, закуривать, заражать, прикалывать, начинать (бочку), насаживать (на вертел), накалывать, поджигать -
4 aansteken
anzünden -
5 aansteken
v. light, light up, kindle, fire; infect, catch, taint -
6 aansteken
-
7 aansteken
1) ljus2) lindrig3) infektera4) tunn5) lyse6) smitta7) lätt -
8 aansteken
(vuur) yakmak [-ar] v; (ziekte) bulaştırmak [-ır] -
9 aansteken
приколоть к; наткнуть, насадить на; надеть; зажечь; разжечь; растопить, затопить; закурить; заразить; начать; почать stak aane.OVT.imp. staken aanm.OVT.imp. heeft aangestoken VTT.pref. -
10 aansteken
allumer, enflammer, infecter, tourner -
11 het aansteken
-
12 de ene sigaret met de andere aansteken
de ene sigaret met de andere aanstekenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de ene sigaret met de andere aansteken
-
13 de haard aansteken
de haard aanstekenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de haard aansteken
-
14 de kaars aansteken
de kaars aanstekenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de kaars aansteken
-
15 een kaars aansteken
een kaars aanstekenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een kaars aansteken
-
16 een vuur aansteken
een vuur aanstekenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een vuur aansteken
-
17 het gas aansteken/uitdraaien
het gas aansteken/uitdraaienlight/turn off the gasVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het gas aansteken/uitdraaien
-
18 stoken
2 [als brandstof gebruiken] burn3 [aanwakkeren] stir up4 [distilleren] distil♦voorbeelden:het vuur stoken • stoke up the fire1 [een vuur branden] heat2 [opruien] make trouble♦voorbeelden: -
19 iets aandoen
I.[ontsteken, aansteken]etw. anzünden [in Flammen setzen]II.[toestel]etw. anmachen [Gerät] -
20 steken
I.[doorboren]stechen [durchbohren]II.[insteken, aansteken]stecken [einstecken, anstecken]
- 1
- 2
См. также в других словарях:
aansteken — leti … Woordenlijst Sranan
Fischteich — Er kann mir keinen Fischteich in Brand stecken. – Simrock, 2492. Holl.: De vischdijk laat zich niet aansteken. (Harrebomée, II, 384.) … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
