-
1 aanmaak
-
2 aanmaak
1 manufacture, production -
3 aanmaak
изготовление; заготовка; фабрикация* * *сущ.общ. изготовление, фабрикация -
4 aanmaak
n. manufacture, making -
5 aanmaak
• makeup• manufacture• preparation -
6 aanmaak
prepare, lay, mix, manufacture, fabrication -
7 aanmaak
activité -
8 in aanmaak zijn
in aanmaak zijn -
9 de aanmaak/groei van weefsel
de aanmaak/groei van weefselthe formation/growth of tissue, histogenesisVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de aanmaak/groei van weefsel
-
10 makeup
aanmaak -
11 fabrication
aanmaak -
12 lay
aanmaak, lê -
13 manufacture
aanmaakfabricagefabricerenproductievervaardiging -
14 preparation
aanmaakbereidingpreparaatvoorbereidingvoorbewerking -
15 mix
aanmaak, vermeng, meng, deurmekaar maak, mengsel -
16 изготовление
ngener. fabrikaat, makelij, aanmaak, bereiding, fabricage, fabricatie, makerij (чего-л.), vervaardiging -
17 фабрикация
ngener. aanmaak -
18 faggot
n. homosexueel; takkenbos; bundel; houtjesfaggot1————————faggot2〈 zelfstandig naamwoord〉 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉 -
19 élaboration
élaboration [eelaaborraasjõ]〈v.〉1 uitwerking ⇒ samenstelling, opstellingf1) uitwerking, opstelling2) productie [biologie] -
20 fabrication
fabrication [faabriekaasjõ]〈v.〉1 vervaardiging ⇒ fabricage, fabricering, aanmaak, makelij2 fabrikaat ⇒ makelij, maaksel, werk, product♦voorbeelden:fabrication de fausse monnaie • valsemunterijfabrication en grande série • massafabricage, -productiefabrication en série • seriefabricage, -productiefabrication hors série • stukproductie→ secretf1) vervaardiging, fabricage2) fabrikaat, product3) (het) verzinnen [laster]
Страницы
- 1
- 2