-
1 aanbreken
начать; распечатать; начаться; светать рассвести; вечереть; начинать; распечатывать; начинаться; наступать; начало; рассвет* * **1) начинать; распечатывать (пачку и т. п.)2) (z) начинаться, наступать* * *гл.общ. начинаться, начинать (бочку, бутылку), начало, рассвет, наступать (о времени), распечатывать (пачку и т.п.) -
2 bij het aanbreken van de dag
предл.общ. на рассвете -
3 met het aanbreken van de dag
предл.общ. с наступлением дня -
4 spoedig zal de tijd aanbreken
прил.общ. скоро наступит срок -
5 на рассвете
prepos.gener. bij het aanbreken van de dag, met het krieken van de dag -
6 наступать
v1) gener. betreden (на что-л.), gloren (об утре), intreden, invallen, oprukken, verschijnen, aanbreken (о времени), aantijgen, beginnen, in aantocht zijn, inzetten (о временах года), krieken (о дне), op (iem.) losgaan (на кого-л.), op komst zijn -
7 начало
n1) gener. aanleg, begin, opening, aanbreken, aanhef, aanvang, aanvangspunt, afkomst, ingang, oorsprong, opkomst, rudiment, wording2) liter. ochtend, ochtendstond -
8 начинать
v1) gener. aanbreken (бочку, бутылку), aansteken (бочку), aanvangen, beginnen, tijgen, zetten, aan de gang brengen, aanheffen (петь или говорить), acquit geven, openen (собрание)2) liter. van wal steken -
9 начинаться
vgener. aanbreken, aangaan, aanvangen, beginnen, ingaan, inzetten, ontspringen, aan de gang zijn, een aanvang nemen, invallen (о погоде, времени), zich ontspinnen -
10 распечатывать
vgener. afsteken, aanbreken (пачку и т.п.), ontzegelen -
11 рассвет
ngener. dageraad, krieken, aanbreken, morgenschemer, morgenschemering, ochtend, ochtendkrieken, ochtendstond, schemerochtend -
12 с наступлением дня
prepos.gener. met het aanbreken van de dag -
13 скоро наступит срок
Перевод: с нидерландского на русский
с русского на нидерландский- С русского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Пенджабский
- Русский
- Французский
- Шведский