-
1 fondle
-
2 stroke
n. slag; (zweep)slag; beroerte; zwemstrook; streling; penseel strook--------v. aaien, strelen, (glad)strijkenstroke1[ strook] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 slag ⇒ klap, stoot; donder/klok/hamer/zwem/hartslag3 haal ⇒ pennenstreek, streep♦voorbeelden:1 stroke of genius • geniale zet/vondstat a/one stroke • in één klapon the stroke of twelve • klokslag twaalf (uur), op slag van twaalven¶ stroke of (good) luck • buitenkansje, geluk(je)he has not done a stroke of work • hij heeft geen klap uitgevoerd→ different different/————————stroke2〈 werkwoord〉1 aaien ⇒ strelen, (glad)strijken3 (beheerst/bekeken) slaan/stoten 〈 bal〉 -
3 chuck
n. streek,aaitje (onder de kin); ruk; worp; kauwplaat (v. draaibank)--------v. (zacht)kloppen, strijken, aaien, (weg)gooienchuck1[ tsjuk] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ give/get the chuck • de bons geven/krijgen————————chuck2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:chuck the stuff in the van • het spul in de bestelwagen gooienchuck away opportunities • kansen vergooien/weggooienchuck someone out • iemand eruit donderenchuck it! • schei uit!, hou (ermee) op!chuck it in • er de brui aan geven, ermee ophoudenchuck up a job/everything • een baan/alles opgeven -
4 pat
adj. passend--------adv. onmiddelijk; is niet uitstelbaar--------n. klopje--------v. tikken op, (zachtjes) kloppen oppat1[ pæt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 klopje♦voorbeelden:give oneself a pat on the back • zichzelf feliciteren————————pat21 passend3 paraat♦voorbeelden:————————pat3〈 patted〉1 tikkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 tikken op ⇒ (zachtjes) kloppen op, aaien♦voorbeelden:————————pat4〈 bijwoord〉♦voorbeelden:3 have/know something (off) pat • iets uit het hoofd/op zijn duimpje kennen -
5 pet
adj. tot e. huisdier behorend--------n. huisdier; lieveling--------v. vertroetelen, aanhalen; vrijen metpet1[ pet] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————pet23 favoriet ⇒ lievelings-, troetel-♦voorbeelden:2 pet food • voedsel voor huisdieren, honden- en kattenvoerpet name • koosnaampet topic • stokpaardje————————pet3〈 petted〉1 vrijen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 strelen ⇒ aaien, liefkozen, vrijen met -
6 touch up
v. vluchtig aaien (i.h.b. de borst), betasten, lastig vallen; opvrijen
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский