-
1 Christ
-
2 Arianism
n. Christelijke ketterij onderwezen door Arius die de Godheid van Christus ontkent en verklaart dat Christus een schepping is -
3 Before the Common Era
voor de christelijke jaartelling, voor geboorte van Jezus Christus, voor Christus, v. Chr. -
4 Bronze Age
de Bronstijd (tijdperk ong. 2000-700 vóór Christus waarin bronzen en nog geen ijzeren voorwerpen werden gemaakt)Bronze Age〈 the〉 -
5 Christ's satisfaction
-
6 Jesus
-
7 Transfiguration
n. herschepping, gedaanteverandering; transfiguratie, verheerlijking[ trænsfigjoereesjn] -
8 atonement
-
9 crikey
interj. Mijn God! (uitdrukking van verbazing of afkeuring); eufemisme voor Christus (als een lichte godlastering)[ krajkie] 〈Brits-Engels; informeel〉 -
10 cross
adj. boos; kruisend; tegengesteld--------n. kruis; lijden; mengsel; kruising (bij dieren)--------v. kruisen; oversteken; kruisigen; tegenwerkencross1[ kros]I 〈eigennaam; Cross; the〉2 kruis ⇒ beproeving, lijden♦voorbeelden:1 make the sign of the cross • een kruis(je) slaan/makentake up one's cross • gelaten zijn kruis dragen————————cross2〈bijvoeglijk naamwoord; crossness〉♦voorbeelden:————————cross31 (elkaar) kruisen/snijden♦voorbeelden:1 I'll meet you where the roads cross • ik tref je bij/op het kruispunt/de viersprong1 oversteken ⇒ over/doortrekken♦voorbeelden:2 een kruisteken maken op/boven3 (door)strepen ⇒ een streep trekken over/door, wegstrepen♦voorbeelden:1 cross one's arms/legs • zijn armen/benen over elkaar slaan2 cross oneself • een kruis(je) slaan/makencross out/off • doorstrepen/halen, schrappen 〈 ook figuurlijk〉 -
11 crucifixion
n. uitbeelding/voorstelling van kruisiging[ kroe:siffiksjn]1 (uitbeelding/voorstelling van) kruisiging 〈 van Christus〉 -
12 harrow
n. eg, landbouwwerktuig met spijkers en disci om de grond te ploegen--------v. eggen; pijnigen, folterenharrow1[ hæroo] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 eg————————harrow2〈 werkwoord〉1 eggen♦voorbeelden: -
13 harrowing of hell
-
14 hegira
n. hegira (vlucht van Mohammed van Mekka naar Medina in het jaar 622 na Christus en begin van de moslim jaartelling)hegira, hejira[ hedzjirrə, hidzjajrə] 〈Hegira; the〉 -
15 lord
n. Oppermachtige, Heer, God; Jezus Christuslord1[ lo:d]I 〈eigennaam; Lord; ook the〉♦voorbeelden:the Lord's Supper • het heilig/Laatste Avondmaal〈 informeel〉 good Lord! • lieve help!, goeie hemel!(the) Lord only knows • dat mag God weten, God weet1 heer ⇒ vorst, koning♦voorbeelden:My Lord • edelachtbare, heer→ drunk drunk/III 〈meervoud; the Lords〉→ spiritual spiritual/————————lord2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
16 nativity
-
17 rock
n. rots; "Rock"muziek; beweging--------v. zacht bewegen; zich bewegen; schokkenrock1[ rok]I 〈eigennaam; Rock; the〉2 rotsblok3 (steen)rots ⇒ steun, toeverlaat4 〈 voornamelijk Brits-Engels〉zuurstok/pepermuntstaaf/kaneelstok♦voorbeelden:as solid as a rock • oersolide, onwrikbaar; betrouwbaarbe on the rocks • op de klippen gelopen/gestrand zijn 〈 ook figuurlijk〉; naar de knoppen zijn; 〈 informeel〉 (financieel) aan de grond (zitten)〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 on the rocks • on the rocks/op ijs(blokjes) geserveerd 〈 van dranken〉————————rock21 schommelen ⇒ wieg(el)en, deinenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
18 satisfaction
n. voldoening; genoegdoening; tevredenheid; beloning; het nakomen (belofte b.v.)[ sætisfæksjn]♦voorbeelden:1 find satisfaction in/take satisfaction from • genoegen vinden in, plezier hebben aanmy work is a great satisfaction to me • mijn werk is voor mij een bron van vreugdeobtain/refuse satisfaction • genoegdoening (ver)krijgen/weigerenthe company got satisfaction from him • hij betaalde de firma zijn schulden terug -
19 saviour
n. redder, verlosser -
20 stigma
n. brandmerk, (schand)vlek, stigma2 merkteken ⇒ litteken; geboortevlek
См. также в других словарях:
Christus — Christus … Deutsch Wörterbuch
Christus — Darstellung in Sant Apollinare Nuovo, Ravenna, 6. Jahrhundert Jesus Christus (von griechisch Ἰησούς Χριστός Iēsous Christos, ɪɛːˈsoːs kʰrɪsˈtos, Jesus, der Gesalbte) war für … Deutsch Wikipedia
CHRISTUS (P.) — CHRISTUS PETRUS (entre 1405 et 1410 1472/73) La vie de Petrus Christus est mal connue. Il est vraisemblablement né à Baerle (en Brabant Septentrional ou en Flandre Occidentale). Le fait qu’il reste absolument étranger au style gothique… … Encyclopédie Universelle
Christus — may refer to: Christ CHRISTUS Health, a nonprofit company Christus (Liszt), an oratorio Christus (opera), by Anton Rubinstein Christus. Mysterium in a Prelude and Three Oratorios, by Felix Draeseke Petrus Christus (c. 1410s – c. 1475), Dutch… … Wikipedia
Christus — (d. i. Gesalbter), der griechische, mit dem hebräischen Messias gleichbedeutende Bei u. Ehrenname Jesu, des Stifters der christlichen Religion. I. Die Geschichte seines Lebens u. Wirkens nach den historischen Büchern des N. T.: A) Abstammung u.… … Pierer's Universal-Lexikon
Christus — (grch., »der Gesalbte«), zuerst nur Beiname Jesu von Nazareth, weil dieser sich als der erwartete Messias (s.d.) bezeichnet hatte; bald aber mit dem Namen Jesus (s.d.) als Personenname verbunden. In der Malerei und Bildhauerkunst gehören Leben,… … Kleines Konversations-Lexikon
Christus — Christus, s. Jesus Christus … Damen Conversations Lexikon
Christus — Christus, griech. Übersetzung des hebräischen Messias (maschiach), der Gesalbte, daher der Ehren und Amtsname Jesu, der nach der Kirchenlehre vom Heiligen Geist zum König, Priester und Propheten gesalbt ist. Vgl. Christologie … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Christus — Christus, S. Christ … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Christus — Christus, der Gesalbte, Messias, als Mensch Jesus, Retter genannt, ist dogmatisch der vorweltliche, ewige, persönliche Gottessohn, die zweite Person in der göttlichen Dreieinigkeit, theilhaftig der ganzen Fülle des göttlichen Wesens. Als Logos… … Herders Conversations-Lexikon
Christus — (Petrus) (v. 1420 v. 1473) peintre religieux et portraitiste flamand qui travailla à Bruges: Déposition de croix (Bruxelles), Portrait de jeune femme (Berlin) … Encyclopédie Universelle