-
1 wound
n. wond; verwonding--------v. kronkelen; winden; opwinden; omwinden; veranderen van richting--------v. wonden; verwondenwound1[ woe:nd] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————wound2〈 werkwoord〉————————wound3→ wind wind/ -
2 blesser
blesser [blessee]3 kwetsen ⇒ krenken, pijn doen♦voorbeelden:→ véritév1) (ver)wonden2) pijn doen, drukken [kleding]3) kwetsen, beledigen -
3 injure
v. wonden, kwetsen, blesseren[ indzjə]1 (ver)wonden ⇒ kwetsen, blesseren2 kwaad doen ⇒ benadelen, beledigen♦voorbeelden: -
4 verwunden
-
5 brûler
brûler [bruulee]1 (ver-, af)branden ⇒ door vuur verteerd worden, in brand staan, (op)vlammen♦voorbeelden:brûler de fièvre • van koorts gloeien→ torchonII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:→ cervellev1) (ver)branden, afbranden2) (laten) aanbranden [spijzen]4) warm zijn [spel]5) (zonder te stoppen) voorbijgaan, -rijden -
6 laceration
См. также в других словарях:
Ine de Wessex — Ine Rey de Wessex Reinado 688 726 Predecesor Caedwalla … Wikipedia Español
Hand — 1. Alle Händ voll to dohne, seggt de ol Zahlmann1, on heft man êne. (Insterburg.) – Frischbier2, 1469. 1) Der Name eines Feldwächters in Insterburg. 2. Alten Händen hilft kein Nagelschminken. – Laus. Magazin, XXX, 251. Russisch Altmann V, 85. 3.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon