-
1 squeal
n. gil, schreeuw, gepiep--------v. gillen, janken, krijsen; klikken, de boel verradensqueal1[ skwie:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 gil ⇒ schreeuw, gepiep————————squeal21 krijsen ⇒ piepen, snerpen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
2 shout
n. schreeuw, brullen, krijsen--------v. schreeuwen, krijsen, brullenshout1[ sjaut] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 schreeuw ⇒ kreet, gil♦voorbeelden:a shout of pain • een schreeuw van pijn————————shout2〈 werkwoord〉1 schreeuwen ⇒ (uit)roepen, brullen, gillen♦voorbeelden:shout orders • bevelen roepenshout oneself hoarse • zich schor schreeuwenthe audience shouted down the speaker • het publiek joelde de spreker uitdon't shout about it! • maak je er niet zo druk om!don't shout at me! • ga niet zo tegen me tekeer!shout for joy • het uitroepen van vreugdehe shouted for/to me to come • hij riep dat ik moest komenshout with pain • schreeuwen/gillen van de pijn -
3 squall
n. windvlaag, bui; uitbarsting; kibbelpartij; kreet, gil--------v. stormen, waaien; gillen, krijsen, schreeuwensquall1[ skwo:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (wind/regen/sneeuw/hagel)vlaag ⇒ rukwind, windstoot, bui, storm2 kreet ⇒ gil, schreeuw————————squall2〈 werkwoord〉1 gillen ⇒ krijsen, (uit)schreeuwen -
4 screech
n. schreeuw, hoge gil, krijs (Slang) sterke rum van bodem van een vat (term afkomstig uit Newfoundland, Canada)--------v. schreeuwen, krijsen, gillenscreech1[ skrie:tsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 gil ⇒ krijs, schreeuw♦voorbeelden:————————screech21 knarsen ⇒ kraken, piepen♦voorbeelden:1 〈 informeel〉 come to a screeching halt, screech to a halt • met gierende remmen tot stilstand komen; 〈 figuurlijk〉 plotseling ophouden♦voorbeelden:
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский