-
41 being stuck
vastzitten (vastgeplakt zitten,vastgeklemd) -
42 being stuck in
klem zitten,onbeweeglijk (vastgekleefd,vastgeplakt) -
43 to be stuck
klemlopenklemzittenvastzitten -
44 to get stuck
blijven zittenvastlopen -
45 stick
n. stok; stuk; stam--------v. plakken; steken; blijven steken; volhouden; vastplakken; neerzettenstick1[ stik]1 stok ⇒ tak; stuk hout; trommelstok; dirigeerstok3 staaf(je) ⇒ reep(je), stuk4 roede ⇒ stok, knuppel5 stick ⇒ hockeystick; (polo)hamer♦voorbeelden:8 you clever old stick! • jij oude slimmerik!♦voorbeelden:give someone some stick • iemand een pak slaag geven1 〈 informeel〉(schamele) inboedel/huisraad♦voorbeelden:————————stick2♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 stick about/around • rondhangen, in de buurt blijven〈 informeel〉 stick to it! • volhouden!stick to the point • bij het onderwerp blijvenstick to one's principles • trouw blijven aan zijn principesII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (vast)steken ⇒ (vast)prikken, bevestigen; opprikken4 (vast)kleven ⇒ vastlijmen/plakken♦voorbeelden:3 stick it in your pocket • stop/doe het in je zak -
46 groove
n. groef, gleuf; manier van leven, levensstijl--------v. groef, gleufgroove1[ groe:v] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 groef ⇒ gleuf, sponning♦voorbeelden:be stuck in the groove • in een sleur zitten————————groove2II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
47 pig
n. varken, zwijn; gietijzer; politieagent (spreektaal)--------v. biggen werpenpig1[ pig]1 varken ⇒ (wild) zwijn; 〈figuurlijk; informeel〉 gulzigaard, slokop; vuilik; knorrepot; stijfkop; zeiker(d); hufter, lomperd♦voorbeelden:bleed like a (stuck) pig • bloeden als een rundbring one's pigs to the wrong market • op het verkeerde paard weddenbuy a pig in a poke • een kat in de zak kopenand pigs might fly! • ja, je kan me nog meer vertellen!make a pig of oneself • overdadig eten (en drinken)it was a real pig • het was een vreselijk lastig karwei————————pig2〈werkwoord; pigged〉♦voorbeelden:pig oneself • zich volvreten -
48 sore
adj. pijn; pijnlijk, gevoelig; verdrietig; woedend; pijnlijk geraakt; beledigd--------adv. pijnlijk, gevoelig, zeer; hevig; het land hebbend over; kwaad, boos, nijdig--------n. rauwe, pijnlijke plek; zweer; zeer; blaar; pijnlijk onderwerpsore1[ so:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 pijnlijke plek ⇒ zweer, wond♦voorbeelden:————————sore2〈sorer; soreness〉3 bedroefd♦voorbeelden:a sore spot on your arm • een pijnlijke plek op je arma sore throat • keelpijn¶ a sight for sore eyes • aangenaam iets/iemandI stuck out like a sore thumb with that red hat on • ik viel lelijk uit de toon met die rode hoed opII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉♦voorbeelden:1 beledigd ⇒ kwaad, nijdig, gepikeerd♦voorbeelden: -
49 Arbeit
Arbeit〈v.; Arbeit, Arbeiten〉3 arbeid, werk ⇒ job, baan4 bewerking, uitvoering5 werk(stuk) ⇒ product, studie♦voorbeelden:ganze, gründliche Arbeit leisten, tun • grondig te werk gaanArbeit macht das Leben süß • werken maakt het leven aangenaaman die Arbeit gehen • aan het werk gaanbei der Arbeit sein, sitzen • aan het werk(en) zijnder Vulkan ist in voller Arbeit • de vulkaan is in volle werkingmit der Arbeit aufhören • ophouden met werkenvor Arbeit nicht mehr aus den Augen sehen • tot over zijn oren in het werk zittendu machst dir die Arbeit leicht • je maakt het je (wel) gemakkelijkdu machst dir unnötige Arbeit • je doet nodeloze moeitekeine Mühe und Arbeit scheuen • geen moeite schuwenin Arbeit (und Brot) kommen, stehen • werk krijgen, hebbenjemanden in Arbeit nehmen • iemand in dienst nemen(bei jemandem) in Arbeit sein, stehen • (bij iemand) werk hebbenohne Arbeit sein • zonder werk, werkloos zijnzur Arbeit gehen • naar zijn werk gaanetwas in Arbeit haben • iets aan het maken zijn, iets onder handen hebbenetwas in Arbeit nehmen • een werk aannemenin Arbeit sein • in de maak zijnnur halbe Arbeit machen • slechts half werk levereneine saubere Arbeit • (a) een verzorgd, keurig werk; (b) een mooi stukje werk • 〈 ook〉 een knap staaltjeeine Arbeit schreiben lassen • een proefwerk laten makenArbeit mit einem Hund • africhting van een hond -
50 Aufführung
Aufführung〈v.〉1 op-, uitvoering ⇒ vertoning, voorstelling2 vermelding, het noemen, opsomming♦voorbeelden:zur Aufführung gelangen • opgevoerd worden -
51 Belehrung
Belehrung〈v.; Belehrung, Belehrungen〉1 onderrichting ⇒ lering, raad2 in-, voorlichting, informatie ⇒ instructie♦voorbeelden: -
52 Brett
〈o.; Brett(e)s, Bretter〉♦voorbeelden:1 am schwarzen Brett • op het mededelingen-, prikbord〈 figuurlijk〉 dort ist die Welt mit Brettern vernagelt • daar is de wereld met krantenpapier dichtgeplakt〈 figuurlijk〉 ein Brett vor dem Kopf haben • een plank voor het hoofd, de kop hebben3 die Bretter, die die Welt bedeuten • het toneel, de toneelwereldein Stück geht über die Bretter • een stuk wordt opgevoerd -
53 Bühne
Bühne〈v.; Bühne, Bühnen〉3 toneel(groep), theater♦voorbeelden:ein Stück auf die Bühne bringen • een stuk opvoerenauf die Bühne treten • het toneel opkomen〈 figuurlijk〉 etwas über die Bühne bringen • iets afhandelen, ten uitvoer brengenerfolgreich über die Bühne gehen • met succes opgevoerd wordendas ist glatt über die Bühne gegangen • dat is zonder problemen, vlot gegaan -
54 Kultur
Kultur〈v.; Kultur, Kulturen〉1 〈 geen meervoud〉cultuur, geestesleven2 cultuur, beschaving ⇒ cultuurperiode♦voorbeelden:Pflanzen in Kultur nehmen • planten kweken -
55 Land
〈o.; Landes, Länder〉4 land, (aard)bodem ⇒ veld, grond6 〈meervoud Lande; verouderd; formeel〉(land)streek, gewest♦voorbeelden:das Gelobte Land • het Beloofde Landsich außer Landes befinden • in het buitenland vertoeven, zijnwieder im Lande sein • weer terug zijndort zu Lande • (daar) in dat landhier zu Lande • hier te lande, hier bij ons〈 spreekwoord〉 bleibe im Lande und nähre dich redlich • oost west, thuis bestdas ist Sache der Länder • dat ligt bij de deelstaten〈 figuurlijk〉 wen hast du dir an Land gezogen? • wie heb jij ingepalmd, op sleeptouw genomen?〈 figuurlijk〉 etwas an Land ziehen • iets inpikken, inpalmenzu Lande • te landdas freie Land • het open land(schap)das weite Land • het uitgestrekte land(schap)5 aufs Land ziehen • naar het platteland verhuizen, buiten gaan wonenüber Land fahren • door, over de dorpen rijden -
56 Order
Order〈v.; Order, Ordern〉♦voorbeelden: -
57 Rolle
Rolle〈v.; Rolle, Rollen〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 aus der Rolle fallen • uit zijn rol vallen, zich onmogelijk gedragen -
58 Selbst
〈o.; Selbst〉1 zelf, ik, eigen persoon♦voorbeelden:mein besseres Selbst • mijn betere ikmein ganzes Selbst • mijn hele wezen -
59 St.
St.〈 afkorting〉 [Saint, Sankt; Stück; Stunde] -
60 Zucker
См. также в других словарях:
Stuck — Sencillo de Stacie Orrico del álbum Stacie Orrico (album) Lanzamiento Marzo de 2003 … Wikipedia Español
Stuck on AM — is the name used for a series of music compilations made from live recordings at 770 Radio K (KUOM) at the University of Minnesota. All or most of the songs come from the Off the Record program produced by the station. Stuck on AM: Off the Record … Wikipedia
Stück — (ahd. stukki, germanisch stukkja „Stück“) steht für: Teilmenge, einen Teil eines Ganzen Stück (Mengeneinheit), eine Mengeneinheit Anzahl, einzelnes Objekt, Element Stückgut, einzelnes Transportgut ein besonderes Exemplar Unikat, ein Einzelstück… … Deutsch Wikipedia
Stück — Sn std. (8. Jh.), mhd. stück(e), stuck(e), ahd. stucki, as. stukki Stammwort. Aus g. * stukkja n. Stück , auch in anord. stykki, ae. stycce. Zu Stock und damit von der Bedeutung abgeschnittenes (Stück) ausgehend (evtl. Garbe ). Verb: stückeln;… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Stuck-up — a. Self important and supercilious, ?onceited; vain; arrogant. [Colloq.] [1913 Webster] The airs of small, stuck up, men. A. K. H. Boyd. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
stuck — stuck; stuck·ling; un·stuck; … English syllables
Stück — Stück: Das altgerm. Substantiv mhd. stücke, ahd. stucki, niederl. stuk, aengl. stycce, schwed. stycke gehört zu der unter ↑ stoßen dargestellten Wortgruppe. Es bedeutete ursprünglich »abgeschlagener Teil eines Ganzen; Bruchstück«, danach »für… … Das Herkunftswörterbuch
Stück — [Basiswortschatz (Rating 1 1500)] Auch: • Show • Schau • Revue • Stückchen • Theaterstück Bsp.: • … Deutsch Wörterbuch
Stuck — Stuck, imp. & p. p. of {Stick}. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Stuck — Stuck, n. [Cf. 1st {Stoccado}.] A thrust. [Obs.] Shak. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Stuck — est un film américain de 2007 réalisé par Stuart Gordon et produit par Jay Firestone, Ken Gord Robert Katz. Synopsis Inspiré d une histoire vraie, le film raconte l histoire d une jeune femme qui renverse un homme dans la rue. Encore vivant, il… … Wikipédia en Français