-
1 balader
balader [baalaadee]1 mee uit wandelen nemen ⇒ meenemen voor een tochtje, uitstapje♦voorbeelden:1. v2) meesleuren, meenemen2. se baladerv1) wandelen, (rond)banjeren -
2 trimarder
trimarder [triemaardee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
3 errer
-
4 vagabondage
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский