-
1 ridicule
ridicule [riediekuul]♦voorbeelden:〈 zelfstandig〉 tourner qn., qc. en ridicule • iemand, iets belachelijk makenle ridicule • het belachelijke, de absurditeitle ridicule tue • de belachelijkheid doodt1. m2) absurditeit2. adj -
2 ridicule
n. spot, bespotting--------v. ridiculiseren, bespottenridicule1[ riddikjoe:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:→ open open/————————ridicule2〈 werkwoord〉 -
3 se couvrir de ridicule, tomber dans le ridicule
se couvrir de ridicule, tomber dans le ridiculeDictionnaire français-néerlandais > se couvrir de ridicule, tomber dans le ridicule
-
4 expose (oneself) to ridicule
expose (oneself) to ridicule -
5 hold someone up to ridicule
-
6 hold up to ridicule/scorn
hold up to ridicule/scorn -
7 lay oneself open to ridicule
-
8 côtoyer le ridicule
côtoyer le ridicule -
9 donner dans le ridicule
donner dans le ridicule -
10 du sublime au ridicule il n'y a qu'un pas
du sublime au ridicule il n'y a qu'un pasDictionnaire français-néerlandais > du sublime au ridicule il n'y a qu'un pas
-
11 le ridicule
le ridiculehet belachelijke, de absurditeit -
12 le ridicule tue
le ridicule tue -
13 prix ridicule
prix ridicule -
14 tourner qn., qc. en ridicule
tourner qn., qc. en ridiculeiemand, iets belachelijk makenDictionnaire français-néerlandais > tourner qn., qc. en ridicule
-
15 tourner qn. en ridicule
tourner qn. en ridicule -
16 ça frôle le ridicule
ça frôle le ridicule -
17 expose
v. blootleggen, blootstellen, ontdekken; opgeven, prijsgeven[ ikspooz]1 blootstellen ⇒ blootgeven, introduceren aan2 tentoonstellen ⇒ uitstallen, (ver)tonen3 onthullen ⇒ ontmaskeren, bekendmaken♦voorbeelden:expose to bad weather • aan slecht weer blootstellenexpose one's views • zijn mening uiteenzetten3 expose the crook • de bandiet verraden/ontmaskeren -
18 hold up
stoppen,uitstellen; overval,gewapende overval; weigering,uitstellinghold upII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 ophouden ⇒ tegenhouden, vertragen♦voorbeelden:hold up to ridicule/scorn • bespotten -
19 open
adj. open; bloot; eerlijk; vrij (een baan is beschikbaar)--------n. open plaats; ruimte; openlucht--------v. openen; openmaken ; beginnen; alert zijn; openen (bij zang); openen (van benen)open1[ oopən] 〈zelfstandig naamwoord; the〉♦voorbeelden:bring into the open • aan het licht brengen, bekend/openbaar makencome (out) into the open • open kaart spelen 〈 van iemand〉; aan het licht komen, ruchtbaarheid krijgen 〈 van iets〉in the open • buiten(shuis), in de open lucht; in het open/vrije veld, op het land; in volle zee————————open21 open ⇒ geopend; met openingen; onbedekt, niet (af/in)gesloten, vrij2 open(staand) ⇒ beschikbaar, onbeschut; vacant; onbeslist, onbepaald3 openbaar ⇒ (algemeen) bekend, duidelijk, openlijk4 open(hartig) ⇒ oprecht, mededeelzaam♦voorbeelden:open book • open(geslagen) boekkeep one's eyes open • goed opletten, uitkijken〈 figuurlijk〉 with one's eyes open • bij zijn/haar volle verstand, weloverwogen〈 figuurlijk〉 you bought that old car with your eyes open • je wist wat je deed toen je die oude auto kochtopen harbour • ijsvrije havenopen passage • vrije doorgangopen prison • open gevangenisopen sandwich • canapé, belegde boterhamin the open air • buiten(shuis), in de open luchtopen to • toegankelijk vooropen question • open vraagopen return ticket • retourkaartje geldig voor onbepaalde duur〈 juridisch〉 open verdict • juryuitspraak met betrekking tot een overlijden waarbij geen melding wordt gemaakt van de juiste doodsoorzaakit is open to you to • het staat je vrij tethere are four courses open to us • we kunnen vier dingen doen/wegen inslaanlay oneself (wide) open to • zich (helemaal) blootstellen aanthrow open • opengooien, openstellen 〈 bijvoorbeeld voor publiek〉open hostilities • openlijke vijandighedenopen letter • open briefopen secret • publiek geheimbe open with • open kaart spelen metopen day • open dag/huisopen examination • openbaar examenopen shop • werkplaats waar zowel leden als niet-leden van een vakvereniging mogen werkenwith open hands/an open hand • gul, royaalkeep open house • erg gastvrij zijnopen marriage • vrij/open huwelijkhave/keep an open mind on • openstaan voorwith open mouth • sprakeloos van verbazinglay oneself open to ridicule • zich belachelijk makenbe open to an offer • bereid zijn een aanbod in overweging te nemen————————open31 opengaan ⇒ (zich) openen, geopend worden4 opendoen ⇒ de deur openen; (een boek) openslaan♦voorbeelden:open into/onto the garden • uitkomen in/op de tuin4 I opened at page 58 • ik deed/sloeg het boek open op bladzijde 58II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 openen ⇒ voor geopend verklaren, starten3 openleggen ⇒ toelichten, openlijk meedelen4 openstellen ⇒ ontvankelijk/vatbaar maken, verruimen♦voorbeelden:open a credit • een krediet openenopen a new road through the jungle • een nieuwe weg aanleggen door de rimboeopen fire at/on • het vuur openen op -
20 donner
donner [donnee]2 schijnen3 vallen ⇒ geraken, vervallen♦voorbeelden:la publicité donne à plein • de reclame loopt op volle toerenil me donne sur les nerfs • hij werkt op mijn zenuwendonner dans l'oeil à qn. • iemand verblinden, bekorendonner dans le ridicule • zich belachelijk makendonner dans le snobisme • zich snobistisch gedragen→ piègeII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 geven ⇒ verstrekken, veroorzaken♦voorbeelden:je vous en donne mille francs • ik bied u er duizend frank voordonner lecture de qc. • iets voorlezendonner sa maladie à qn. • iemand met zijn ziekte besmettendonner une pièce de théâtre • een toneelstuk brengendonner qc. par testament • iets vermakenen donner à qn. pour son argent • iemand de volle maat gevendonner à entendre • te verstaan gevendonner qc. contre, pour qc. • iets ruilen voor iets andersje vous le donne en dix, cent, mille • ik geef het u te radenje vous le donne pour ce que ça vaut • als ik lieg, dan lieg ik in commissiecela n'a pas donné grand-chose • dat heeft niet veel opgeleverdce pays a donné maints grands hommes • dit land heeft veel grote mannen voortgebrachtcette terre donne beaucoup • deze aarde is vruchtbaar3 quel âge me donnez-vous? • hoe oud schat u mij?donner du directeur à qn. • iemand met directeur aansprekenon lui donne une grande fortune • men zegt dat hij zeer rijk is2 zich, elkaar geven♦voorbeelden:se donner un roi • een koning kiezense donner du bon temps • zich amuseren, het ervan nemens'en donner • zich goed vermaken1. v1) geven2) veroorzaken3) produceren4) toekennen5) verklikken6) stoten, slaan7) schijnen8) vallen9) uitzien (op)2. se donnerv2) zich/elkaar geven
- 1
- 2
См. также в других словарях:
ridicule — [ ridikyl ] adj. et n. m. • 1500; lat. ridiculus, de ridere « rire » I ♦ Adj. 1 ♦ De nature à provoquer le rire, à exciter la moquerie, la dérision. ⇒ risible; dérisoire. Par ext. (l idée de rire disparaissant) Très mauvais, d une insignifiance… … Encyclopédie Universelle
ridicule — 1. (ri di ku l ) adj. 1° Digne de risée, en parlant des personnes et des choses. • Je ne m étonne pas que vous ayez ri tout votre soûl, en m écrivant l étrange bruit qui court de moi, que je n ai ni bonté ni amitié ; car, sans mentir, il ne s … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
ridicule — Ridicule. adj. de t. g. Digne de risée, de mocquerie. Que cela est ridicule! il nous dit des choses si ridicules. cet homme là s est rendu ridicule. on l a tourné en ridicule. Il est quelquefois subst. ainsi on dit, C est un ridicule, pour dire,… … Dictionnaire de l'Académie française
Ridicule — Rid i*cule, n. [F. ridicule, L. ridiculum a jest, fr. ridiculus. See {Ridiculous}.] 1. An object of sport or laughter; a laughingstock; a laughing matter. [1913 Webster] [Marlborough] was so miserably ignorant, that his deficiencies made him the… … The Collaborative International Dictionary of English
ridicule — vb Ridicule, deride, mock, taunt, twit, rally are comparable when they mean to make a person or thing the object of laughter. Ridicule implies deliberate and often malicious belittling of the person or thing ridiculed {the old State religion… … New Dictionary of Synonyms
ridicule — [rid′i kyo͞ol΄] n. [Fr < L ridiculum, a jest, laughable (thing), neut. of ridiculus, laughable, comical < ridere, to laugh < IE * wrizd , to avert the face (> Sans vrīda, embarrassment) < base * wer , to turn] 1. a) the act of… … English World dictionary
Ridicule — Rid i*cule, v. t. [imp. & p. p. {Ridiculed};p. pr. & vb. n. {Ridiculing}.] To laugh at mockingly or disparagingly; to awaken ridicule toward or respecting. [1913 Webster] I ve known the young, who ridiculed his rage. Goldsmith. [1913 Webster] Syn … The Collaborative International Dictionary of English
Ridicule — Rid i*cule, a. [F.] Ridiculous. [Obs.] [1913 Webster] This action . . . became so ridicule. Aubrey. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
ridicule — [n] contemptuous laughter at someone or something badinage, banter, buffoonery, burlesque, caricature, chaff, comeback, contempt, derision, dig*, disdain, disparagement, farce, foolery, gibe, irony, jab*, jeer, laughter, leer, mockery, mordancy,… … New thesaurus
Ridicule — (fr., spr. Ridikühl), 1) lächerlich; 2) lächerliche Seite; daher sich ein R. geben, sich lächerlich machen … Pierer's Universal-Lexikon
ridicule — I noun buffoonery, burlesque, caricature, chaff, contempt, derision, derisiveness, disdain, disparagement, disrespect, game, gibe, jeer, lampoonery, ludicrous representation, mimicry, mockery, pasquinade, raillery, ridiculum, sarcasm, satire,… … Law dictionary