-
1 Wert
〈m.; Wert(e)s, Werte〉♦voorbeelden:im Wert(e) von • ter waarde vaneiner Sache großen Wert beimessen • aan iets veel waarde hechten〈 informeel〉 das hat doch keinen Wert! • dat heeft toch geen zin!Wert auf eine Sache legen • waarde aan iets hechten, iets op prijs stellendas ist ohne jeden Wert für mich • dat heeft voor mij geen enkele waarde, betekenis -
2 annualize
v. berekenen of aanpassen van getallen voor een heel jaar; een waarde schatten zodat het een verwacht of totaal bedrag voor een geheel jaar weergeeft, op jaarbasis berekenen; berekend zijn voor een jaar (ook "annualise")[ ænjoeəlajz] 〈 geldwezen〉 -
3 numerical
adj. numeriek[ njoe:merrikl]♦voorbeelden: -
4 annualise
v. berekenen of aanpassen van getallen voor een heel jaar; een waarde schatten zodat het een verwacht of totaal bedrag voor een geheel jaar weergeeft, op jaarbasis berekenen; berekend zijn voor een jaar (ook "annualize") -
5 significant digit
significant cijfer (het getal van hoogste waarde uit verzameling getallen volgens welke nagegaan kan worden of het cijfer van rechts naar s wordt geschreven of andersom (computers)) -
6 numeriek
♦voorbeelden:een numerieke code • a numerical/numeric codede numerieke waarde • the numerical valueII 〈 bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉1 [in aantal] numerical♦voorbeelden:numeriek overtreffen • outnumber
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский