-
1 fuss up
fuss up -
2 fuss-
-
3 fuss
n. opwinding, onrust; moeite, "lawaai", "zaak", luide diskussie, ruzie--------v. opwinding veroorzaken, onrust zaaien; storm in een glas water; op de zenuwen-, lastig vallenfuss1[ fus] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (nodeloze) drukte ⇒ omhaal, ophef♦voorbeelden:1 kick up/make a fuss • heibel maken, luidruchtig protesterenmake a fuss of/over • overdreven aandacht schenken aan¶ what's the fuss? • wat is er (aan de hand)?————————fuss2♦voorbeelden:fuss over someone • overdreven aandacht schenken aan iemandII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
4 fuss about
fuss about -
5 fuss over someone
fuss over someone -
6 all this fuss over a trifle
-
7 kick up/make a fuss
kick up/make a fussheibel maken, luidruchtig protesteren -
8 make a fuss of/over
make a fuss of/over -
9 what's the fuss?
what's the fuss?wat is er (aan de hand)? -
10 without muss or fuss
without muss or fuss -
11 big fuss
groot lawaai, grote drukte, grote ophef -
12 don't fuss with me
maak er geen drukte over -
13 made a big fuss over it
maakte er een heel vertoon van,maakte er een hele drukte van -
14 made a fuss
maakte heibel maken; schonk overdreven aandacht -
15 make a fuss
opschudding veroorzaken -
16 make a fuss about
opschudding veroorzaken over -
17 what's all the fuss about
waarom al deze drukte/ophef (wat is de reden voor al dit vertoon) -
18 muss
-
19 over
adj. voorbij, over, klaar, geëindigd, verleden; samenvattend, concluderend; hoger, boven; hoger in autoriteit of positie; extra, teveel; rest-; dienend als en buitenbedekking, extern, over; overblijvend, over, nog niet op, nog niet opgebruikt (Bv.: " I made so much fish for dinner, there is some left over")--------adv. over; omver; teveel; aan de andere kant; nogmaals--------interj. over--------n. extra, overmatige hoeveelheid; toevoegsel; toegevoegde hoeveelheid; (Cricket) serie van ononderbroken ballen (6 in Engeland, 8 in Australië) gegooid door een speler--------pref. te veel; meer; nog meer; meer dan; bovenaan--------prep. boven, over; meer dan--------v. springen overover1[ oovə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————over25 ten einde ⇒ af, over6 ten einde ⇒ helemaal, volledig7 opnieuw♦voorbeelden:he called her over • hij riep haar bij zichthrow the ball over • gooi de bal naar de overkantshe lives four houses over • ze woont vier huizen verderopover here • hier (te lande)over there • daargindsover against • tegenoverover at your place • bij jou thuishe's over particular • 't is een Pietje preciessome apples were left over • er bleven enkele appelen overa hundred and over • meer dan honderdhe's mud all over • hij zit onder de modderthe show is over • het spektakel is afgelopenit's over and done (with) • het is uitshe thought it over • ze dacht er goed over naI've done it twice over already • ik heb het al twee keer opnieuw gedaanover again • opnieuwover and over again • telkens/altijd weerfive for John (as) over against seven for Pete • vijf voor John tegenover zeven voor Pete————————over3〈 voorzetsel〉6 betreffende ⇒ met betrekking tot, over, om♦voorbeelden:chat over a cup of tea • keuvelen bij een kopje theebuy nothing over fifty francs • koop niets boven de vijftig frankshe hit him over the head • ze sloeg hem op het hoofdthey lived over the post office • ze woonden boven het postkantoorhe has it over Sam • hij wint het van Samwe gained nothing over last year • we hebben geen vooruitgang geboekt ten opzichte van vorig jaarover and above these problems there are others • behalve/buiten/naast deze problemen zijn er nog anderespeak over the phone • door de telefoon sprekenover the past five weeks • gedurende de afgelopen vijf wekenall over England • in/over heel Engelandall this fuss over a trifle • zo'n drukte om een kleinigheid→ be over be over/
См. также в других словарях:
FUSS — e.V. Fachverband Fußverkehr Deutschland (FUSS) Zweck: Verkehrsclub für Fußgänger Vorsitz: Arndt Schwab Sonja Tesch Ekkehard Westphal Gründungsdatum: 23. Februar 1985 Mitgliederzahl: ca. 500 Sitz … Deutsch Wikipedia
fuss — fuss; fuss·budg·et; fuss·er; fuss·i·ly; fuss·i·ness; fuss·pot; reh·fuss; fuss·budg·ety; … English syllables
fuss´er — fuss «fuhs», noun, verb. –n. 1. much bother about small matters; useless talk and worry; attention given to something not worth it: »She got under weigh with very little fuss (Richard Henry Dana). The king and queen meant to treat this fuss about … Useful english dictionary
fuss´i|ly — fuss|y «FUHS ee», adjective, fuss|i|er, fuss|i|est. 1. a) hard to please; hard to satisfy; very particular: »A sick person is likely to be fussy about his food; nothing suits him … Useful english dictionary
fuss|y — «FUHS ee», adjective, fuss|i|er, fuss|i|est. 1. a) hard to please; hard to satisfy; very particular: »A sick person is likely to be fussy about his food; nothing suits him … Useful english dictionary
Fuss — (f[u^]s), n. [Cf. {Fusome}.] 1. A tumult; a bustle; unnecessary or annoying ado about trifles. Byron. [1913 Webster] Zealously, assiduously, and with a minimum of fuss or noise Carlyle. [1913 Webster] 2. One who is unduly anxious about trifles; a … The Collaborative International Dictionary of English
Fuss — may refer to: * Fuss Peak, a volcano in Russia * Fuss (punk group) * Fuss animal … Wikipedia
fuss — (n.) 1701, perhaps an alteration of force, or imitative of bubbling or sputtering sounds, or from Dan. fjas foolery, nonsense. First attested in Anglo Irish writers, but no obvious connections to Irish. The verb is first attested 1792, from the… … Etymology dictionary
fuss — [fus] n. [17th c. slang, prob. echoic] 1. a flurry of nervous, excited, often needless activity; bustle 2. a state of excessive nervousness, agitation, etc. ☆ 3. a quarrel or argument 4. a showy display of delight, approval, etc. vi. 1. to cause… … English World dictionary
fuss at — ˈfuss at [transitive] [present tense I/you/we/they fuss at he/she/it fusses at present participle fussing at past tense fussed at past parti … Useful english dictionary
Fuss — Fuss, v. i. [imp. & p. p. {Fussed}; p. pr. & vb. n. {Fussing}.] To be overbusy or unduly anxious about trifles; to make a bustle or ado. Sir W. Scott. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English