-
1 wohnen
wohnen♦voorbeelden: -
2 Tür an Tür wohnen
-
3 auf dem Land wohnen
-
4 für sich wohnen
alleen, op zich zelf wonen -
5 im Hotel wohnen
im Hotel wohnen -
6 in der Nähe des Arbeitsplatzes wohnen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > in der Nähe des Arbeitsplatzes wohnen
-
7 mit jemandem Haus an Haus wohnen
mit jemandem Haus an Haus wohnenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > mit jemandem Haus an Haus wohnen
-
8 nach der Straße hinaus wohnen
nach der Straße hinaus wohnenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > nach der Straße hinaus wohnen
-
9 sehr beengt wohnen
-
10 zu ebener Erde wohnen
zu ebener Erde wohnen -
11 zur Miete wohnen
zur Miete wohnen -
12 zwei Treppen hoch wohnen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > zwei Treppen hoch wohnen
-
13 Arbeitsplatz
Arbeitsplatz〈m.〉3 betrekking, baan, werk♦voorbeelden:seinen Arbeitsplatz verlieren • zijn betrekking verliezen -
14 Etage
-
15 Haus
〈o.; Hauses, Häuser〉♦voorbeelden:jemandem das Haus einrennen • iemand de deur platlopendas Haus hüten • binnen moeten blijvenjemandem das Haus verbieten • iemand de toegang tot het huis ontzeggenfrei Haus liefern • franco (t)huis leverenmit jemandem Haus an Haus wohnen • direct naast iemand wonenaußer Haus • buitenshuisdie Ware ins Haus schicken • de goederen thuisbezorgenkommen Sie gut nach Hause! • wel thuis!ich habe noch keinen Schritt vor das Haus getan • ik heb nog geen stap buiten de deur gezetzu Hause sein • thuis zijnsie ist in Berlin zu Hause • ze is een Berlijnsefür niemanden zu Hause • voor niemand te sprekenin etwas zu Hause sein • ergens in thuis zijn, verstand van iets hebbenHaus und Herd haben • een gezin hebbendas Hohe Haus • het parlementdie ersten Häuser der Stadt • de voornaamste families van de stadaus gutem Hause • van goeden huizesie führt ihm das Haus • zij doet voor hem de huishouding8 wie gehts, altes Haus? • hoe gaat het, ouwe jongen?¶ 〈 spreekwoord〉 wenn die Katze aus dem Hause ist, tanzen die Mäuse • als de kat van huis (honk) is, dansen de muizen op tafel (in het schotelhuis) -
16 Miete
Miete〈v.; Miete, Mieten〉1 huur, huurprijs2 〈 geen meervoud〉het huren, huur♦voorbeelden:die Miete eintreiben • de huur innenzur Miete wohnen • gehuurd wonen -
17 Treppe
Treppe〈v.; Treppe, Treppen〉♦voorbeelden: -
18 an
an1〈voorzetsel + 3,4〉1 aan, op ⇒ (tot) bij, tegen2 op ⇒ in, met♦voorbeelden:am Fenster stehen • bij het raam staanjemanden an der, die Hand nehmen • iemand bij de hand nemenFrankfurt am Main • Frankfurt aan de Mainan Ort und Stelle • ter plaatseetwas an seinen Platz stellen • iets op zijn plaats zettensich an den Schrank lehnen • tegen de kast leunenan jener Stelle • op die plaatsetwas an die Tafel schreiben • iets op het bord schrijvensich an den Tisch setzen • aan tafel plaatsnemender Ort, an dem er wohnte • de plaats waar hij woondebis an den Rhein • tot aan de Rijnam Ufer entlang gehen • langs de oever gaan, lopenan … vorbei, vorüber • langs … heener ging an mir vorbei, vorüber • hij passeerde mijam Ende des Jahres • aan, op het einde van het jaaram Montag • op maandag, 's maandagsam 2. Juni • op 2 juni, de tweede junian Ostern • met Pasenein Schreiben an mich • een schrijven aan mij (gericht)der Tag, an dem es geschah • de dag waarop dat gebeurdebis an seinen letzten Tag • tot de laatste dag toe5 Mangel, Überfluss an Rohstoffen • gebrek, overvloed aan grondstoffenarm, reich an Nährstoffen • arm, rijk aan voedingsstoffengesund an Leib und Seele • gezond naar lichaam en ziel6 an Krücken gehen • met, op krukken lopenKopf an Kopf stehen • op elkaar gepakt staanTür an Tür wohnen • naast elkaar wonenam besten, meisten, schönsten • het best, het meest, het mooist, op zijn mooistetwas an sich 〈 3e naamval〉 haben • iets als typische eigenschap hebben, iets over zich hebbenan sich halten • zich beheersenes ist nichts an dem • het klopt niet, daar is niets van aanjetzt ist es an dir, zu handeln • nu is het jouw beurt, taak te handelenan dem Roman ist nicht viel (dran) • die roman is niet veel zaaksdas Haus an sich ist schön • het huis op zichzelf is mooian (und für) sich hat er Recht • in de grond, eigenlijk heeft hij gelijk————————an2〈 bijwoord〉4 〈 bij telwoorden〉ongeveer, circa♦voorbeelden:1 Scheinwerfer an! • lichten aan!an sein • aan zijn, aan staan, ingeschakeld zijn3 an Köln, Köln an: 13.20 • aankomst in Keulen: 13.20von Anfang an • vanaf het beginvon Jugend, Kindheit an • van kindsbeen af -
19 auf
auf1〈 bijwoord〉1 op ⇒ (naar) omhoog2 vooruit, komaan!♦voorbeelden:〈 informeel〉 auf und davon • ervandoor, weg2 auf, an die Arbeit! • vooruit, aan het werk!3 Augen auf! • ogen open!————————auf2〈voorzetsel + 3,4〉4 op ⇒ na, naar5 op 〈 bepaling van wijze, graad, middel〉 ⇒ in, ten6 op 〈 doel, reden, vaste verbindingen〉8 van/op (een afstand van)♦voorbeelden:auf der Post arbeiten • bij de post werkenauf Urlaub gehen • met vakantie gaandieses Fenster geht auf die Straße hinaus • dit raam kijkt op de straat uitauf dem Land wohnen • op het platteland wonenaufs Dorf, aufs Land ziehen • naar het dorp, naar het platteland trekkennass bis auf die Haut • nat tot op het lijf2 auf einen Augenblick, einige Jahre • voor een ogenblik, enkele jarenauf immer • voor altijd3 auf morgen! • tot morgen!4 Stunde auf Stunde • uur na uur, urenlangin der Nacht vom 30. auf den 31. März • in de nacht van 30 op 31 maartauf Deutsch • in het Duitsauf jeden Fall • in ieder gevalauf Kosten seiner Nachtruhe • ten koste van zijn nachtrustauf eigene Rechnung • voor eigen rekening, op eigen risicoauf diese Weise • op deze, die manierauf einen Zug • in één teugaufs herzlichste, Herzlichste grüßen • zeer hartelijk groetenaufs höchste, Höchste erstaunt • ten zeerste verbaasdaufs neue, Neue • opnieuwaufs strengste, Strengste verboten • ten strengste verbodenauf diese Nachricht hin • naar aanleiding van dit berichtauf jedes Kind entfällt ein Apfel • er is één appel per kind9 es geht auf den Abend, zwei Uhr • het loopt tegen de avond, twee uurein Viertel auf zwei • kwart over ééndrei Viertel auf zwei • kwart voor twee¶ sich auf jung, neu kleiden • zich jong, nieuw kledenes hat nichts auf sich • het heeft niets te betekenenalle bis auf meinen Freund • allen op mijn vriend na -
20 beengen
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Wohnen — Wohnen, verb. regul. neutr. mit dem Hülfsworte haben, seinen beständigen Aufenthalt an einem Orte haben. 1. Eigentlich. (1) Von dem Orte im weitesten Verstande. In der Stadt, auf dem Lande wohnen. In Afrika, in Rom wohnen. In Höhlen wohnen, auf… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Wohnen Im Topf — (Кведлинбург,Германия) Категория отеля: Адрес: Altetopf 17, 06484 Кведлинбург, Герма … Каталог отелей
Wohnen Unter Teck — (Кирххайм унтер Тек,Германия) Категория отеля: Адрес: Im Münzen 35, 73230 Кирххай … Каталог отелей
Wohnen In Hope — (Хамельн,Германия) Категория отеля: Адрес: Halvestorfer Str. 18, 31787 Хамельн, Герм … Каталог отелей
wohnen — wohnen: Mhd. wonen, ahd. wonēn »sich aufhalten, bleiben, wohnen; gewohnt sein«, got. unwunands »sich nicht freuend« (verneintes erstes Partizip), aengl. wunian »bleiben, wohnen; gewohnt sein«, aisl. una »Behagen empfinden, zufrieden sein;… … Das Herkunftswörterbuch
Wohnen by Lizzy Rohrmoser — (Ваграйн,Австрия) Категория отеля: 3 звездочный отель Адрес: Haid 52, 5602 Ваграйн … Каталог отелей
Wohnen Im Alten Pfarrhaus — (Бамберг,Германия) Категория отеля: Адрес: Pfarrgasse 3, 96049 Бамберг, Г … Каталог отелей
Wohnen mit Herz — (Pettstadt,Германия) Категория отеля: 4 звездочный отель Адрес: Amselweg 2, 96175 Pe … Каталог отелей
Wohnen am Hafen — (Травемюнде,Германия) Категория отеля: Адрес: Europaweg 2, 23570 Травемюнде, Герман … Каталог отелей
Wohnen in der Kemenate Goslar — (Гослар,Германия) Категория отеля: Адрес: Worthstraße 7, 38640 Гослар … Каталог отелей
Wohnen im Herzen von Wien — (Вена,Австрия) Категория отеля: Адрес: Werdertorgasse 17, 01. Внутренний … Каталог отелей