-
1 enfiler
enfiler [ãfielee]♦voorbeelden:〈 informeel〉 nous ne sommes pas ici pour enfiler des perles • we zitten hier niet om vliegen te vangenv1) aaneenrijgen3) aanschieten [kleding] -
2 embrocher
embrocher [ãbrosĵee]〈 werkwoord〉 -
3 enferrer
enferrer [ãferree]3 in de degen lopen, vallen -
4 empaler
-
5 le supplice du pal
le supplice du pal -
6 pal
〈m.〉♦voorbeelden:
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский