-
1 graine
graine [gren]〈v.〉♦voorbeelden:c'est de la graine de voyou • die groeit op voor galg en radgraines oléagineuses • oliehoudende zadenf -
2 grain
grain [grẽ]〈m.〉2 bolletje ⇒ kraal, kern, pil4 zaad♦voorbeelden:séparer, trier le bon grain de l'ivraie • het kaf van het koren scheidencafé en grains • ongemalen koffie(bonen)grain de poussière • stofje, vuiltjegrain de sable • zandkorrelmettre son grain de sel • z'n neus in andermans zaken steken; zijn zegje doen, een duit in het zakje doengrain d'un cuir • nerf van een leersoortpeau à gros grains • huid met wijde poriënsans grain • effen, glad→ pouletm1) graankorrel2) bolletje3) graan4) zaad5) ruwheid6) greintje7) stortbui8) rukwind, vlaag [schip] -
3 зерно
n1) gener. koorn, koren, korrel, kern, pit, uitzaad (для посева), zaad2) obs. grein3) coll. graan -
4 зерно
n1) gener. koorn, koren, korrel, kern, pit, uitzaad (для посева), zaad2) obs. grein3) coll. graan
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Нидерландский
- Русский